donderdag 25 december 2008

2009

Hello my dear friends,

We had a very nice contact in the past, in this wonderfull Netlog-scenery.
That is why, I would like to present you, all my wishes for the next year.
May it be swell and sunny, my your health be strong and your mind at ease.
Let all the ones you love, as yourself, have an open mind, and may the future be bright for all of you. Let the sun shine on your heads, all the days off the year, and may your feelings get warm and tender. Because this way, we all will make our heart, and this world, a better place. Lets forget our differences, and embrace our rich similarities. Let us all be human, and wise.
May 2009 bring you peace, in your country, in your home, in your head and in your heart.
May it bring you the freedom you are looking for, and help you make all the right decisions.
May you grow in wealth, knowledge and love.

If it lays in my possibilities, I will always be there for you.
My thoughts are with you all.

Have a lovely, very happy 2009, and the life of your dreams !!!




Hello mijn beste vrienden,
Wij hadden een zeer aardig contact met mekaar in het verleden, in dit wonderlijke netlog-landschap. Het is waarom, ik u bijzonder graag, al mijn oprechte wensen voor volgend jaar zou willen overmaken.
Laat het grandioos en zonnig wezen in elk opzicht, mag u een goede,sterke gezondheid hebben, en mag uw geest rust vinden. Laat al degenen die u liefheeft, en uzelf, een open geest krijgen, en mogen jullie allen een heel mooie toekomst tegemoet zien. Laat de zon op uw hoofden schijnen, op elke dag van het jaar, en moge uw gevoelens hierdoor warm en teder worden. Want op deze manier, maken wij met zen allen, van ons hart, en van deze wereld een betere plaats. Laten we onze verschillen vergeten, en onze rijke overeenkomsten met een blij hart omhelzen. Laat ons met zen allen terug menselijk, en wijs en verdraagzaam worden.
Mag 2009 u vrede brengen, in uw land, in uw huis, in uw hoofd en in uw hart.
Mag het u de vrijheid die u zoekt brengen, en u helpt alle juiste besluiten te nemen.
Mag dat u in rijkdom, kennis en liefde groeien.

Als het in mijn mogelijkheden ligt, zal ik altijd daar voor u zijn.
Mijn gedachten zijn met u allen.
Heb allemaal, een mooie, zeer gelukkige 2009, en het leven van uw dromen !!!


The one and only
Teejoo

dinsdag 2 december 2008

Tunesie

Opgedragen aan miss Jomana Sharple


Het begon allemaal in de derde week dat ik in Tunesië was. Of was het al in de vierde ? Zo precies weet ik dat niet meer. Het is ook al een tijd geleden, en ik krijg het soms moeilijk om mijn herinneringen in hun juiste volgorde terug te vatten. Na al die tijd. Dat valt niet altijd al even goed mee. Ik word dan ook een dagje ouder, en ik beschouw dit dan maar als een van de mooie privilege die deze ouderdom meebrengt. Vergetelheid is de troost van een oude dag, zeggen ze. Zeggen ze. Zij die dat zeggen, die weten niet waar ze over spreken, geloof me hier maar in. Maar het leert je wel om vooruit te kijken. Maar dat is alleen maar omdat je snel merkt, dat je de weg terug vergeten bent. Maar dit is smakeloze ironie. Vergeten doe je zo snel nog niet. Iedereen herinnert zich de smaak van chocolade uit zijn kinderjaren, de geur van zijn eerste nieuwe wagen, de kleur van de haren van zijn moeder, de reuk van de sigaren van zijn vader, en de ruzie en de standjes die je kreeg toen je eerste leugen doorprikt werd. Als kind weet je van niks, als volwassen zou je wensen dat je van niets weet. Het leven is niet perfect. Niemands leven is perfect. En hé, mijn tweede naam is meneerke niemand. En ja, ook ik moet bekennen, ik herinner me het eerste standje dat ik van mijn vader kreeg ook niet meer … Ik ben weer in een nostalgische bui.
Maar ik was over mijn avontuur in Tunesië begonnen.
T’is maar wat je avontuur noemen wil hoor, en als ik eraan terug denk, vind ik het nog steeds een geweldige tijd en een onvergetelijke periode uit mijn leven …

Mijn toenmalige baas had mij daar voor enkele maanden naartoe gestuurd, om een project dat hij daar uit de grond gestampt had, verder uit te bouwen en op zijn poten te doen terechtkomen. Maar dat wou eigenlijk niet zo echt vlotten. Dat gebeurt ook meer met bazen, en dat weet u wel, ze zijn dolenthousiast als ze iets gecreëerd hebben waarvan ze denken dat het geld gaat opbrengen, maar ze hoeven de draak in hun creatie niet te herkennen, en helemaal zelf niet te temmen. Vaak zien ze het zevenkoppig monster dat ze zelf of de wereld getoverd hebben niet, of niet in zijn juiste perspectief, en vaak zijn het dan anderen die dat onding moeten herleiden naar zijn aanvaardbare en vooropgestelde proporties. Het is niet omdat je informatie hebt, dat je kennis hebt. Ik was naar ginder gestuurd om de juiste mensen aan te trekken, de juiste banken te spreken, de juiste streefdoelen te positioneren, ernaar te streven zoveel mogelijk juiste bedragen op papier te zetten, te kijken of de productiemiddelen toereikend waren om het vooropgestelde doelen te bereiken, kijken of er accuraat personeel in de buurt te rekruteren viel en, ook wel een beetje om de omgeving iet of wat te verkennen.

Nu kent u ongetwijfeld Tunesië van de vele romantische ansichtkaarten, de reisbrochures en de idyllische beelden van de hotels en stranden. Het lijkt het land waar iedere westerling naar op verlof wil gaan en er gerust enkele weken vakantie per jaar wil spenderen.
Nu, en dat is een beetje de clou van mijn verhaal, net daar zat ik dus niet. Ik was een stuk dieper het land in gekatapulteerd in een kleiner stadje wiens naam ik nooit uit kunnen spreken heb, op een kleine honderd kilometer van de kust. Een goede dagreis van de zee weg dus. Het was een kleinere industriestad op Afrikaanse leest geschoeid. Wie het woord Afrikaans uitspreekt en hanteert, impliceert het begrip, traagheid, naar zijn juiste proporties in te kunnen schatten. Als die supermarkt bouwen in Congo me iets geleerd had een jaar of vijf eerder, dan was het dat wel. Het terrein van het project lag even buiten de stad, maar mijn contactpersonen waren zo goed geweest mij een kamer te huren in de uitgebreidste residentiële flats die het kleine stadje rijk was. Om het mij extra gemakkelijk te maken, hadden ze er eveneens voor gezorgd dat mijn lokale assistente én tolk, in hetzelfde flatgebouw woonde als ikzelf, zij het, niet in dezelfde flat, maar op de verdieping net onder mij. Ik had de penthouse. Zo hebt u ook een klein idee van de accommodatie waarin ik terechtkwam. Niet dat ik het er slecht had. Mijn dagelijks onderhoud werd gedaan door een iets oudere, maar niet onaardige dame, Laida, wiens taaltje ik nooit verstaan heb, maar die bijzonder goed overeen leek te komen met mijn lokale assistente die Micha noemde. Beide dames waren waarschijnlijk nooit de schoonste thuis geweest, maar ze waren beiden wel erg lief en buitengewoon gedienstig, en deden al voor mij wat in hun mogelijkheden lag, en nog meer. En dat kan dus al tellen, zeker als je duizend kilometer van huis weg bent. Maar geen van beiden was echt mijn type, als u begrijpt wat ik bedoel.
Nu aan de kust van Tunesië, kan het warm zijn, dat kan eenieder die daar wat vakantie gespendeerd heeft u vertellen. Maar ik zat een stuk in het binnenland, geloof me het was daar warmer, het was daar heet. Ook nachts. En ik ben dan bovendien nog een slechte slaper. En bovendien zijn hoge temperaturen nu niet echt mijn ding. U begrijpt. Echt veel slapen deed ik daar niet. En vermits niets slechter voor het aanwakkeren van slaap bestaat dan in bed liggen woelen, spendeer ik nu eenmaal erg weinig tijd in bed. Toch om te slapen. Toen ook al niet. Als de slaap mij niet vatten kan, sta ik op en doe nog iets. Gaan wandelen bijvoorbeeld, of als het weer niet mee zit, een boek lezen, of wat brieven, teksten of verslagen schrijven. Maar vermits ik toen in Tunesië zat, en het weer, op een paar ellendige dagen na, daar steeds goed was, én mijn bibliotheek in Belgenland achtergebleven was, ging ik in de loop van de late avond of nacht, wel eens op stap. Op verkenning. Het nachtleven oipsnuiven. Nu ja, snuiven ....

En gedurende zo een nacht is het me dus overkomen.
Hebt u dat ook wel eens ? U bevind zich plots in een situatie zonder dat u eigenlijk weet hoe u erin bent geraakt ? U merkt pas waar u aan toe bent, als u er volop inzit ? En op dat moment weet u eigenlijk niet meer hoe u er in geraakt bent ? Drie dagen geleden had u onmogelijk kunnen verwachten dat de consequenties van uw daden zouden kunnen ontaarden in de klotengeschiedenis waar je nu in zit, en in de schimmen van het origineel dat je in gedachten had.
Zo verging het met mij en Halydie.

Ze danste.
Ja, ze danste.
Ze danste in een van de betere bars van het stadje.
Ze was, wat ze ginder een karakterdanseres noemden.
Hier in ons koude en kille Belgenland zouden ze gemakshalve, stripper, gezegd hebben, al klopt dit echter niet. Wij Belgen zijn niet overal gekend om onze gemakzucht. Gelukkig maar. Neen, ze was geen stripper. Toch niet echt. Wat ze danste kon je best omschrijven als een combinatie van een aantal dingen, van oriëntaalse buikdans, iets Latijns Amerikaans derin ook, en, ach, het enige westerse erin, was inderdaad dat ze een deel van haar klederen uit deed. Een deel van haar schaarse klederen. Al heb ik daar nooit ofte nimmer aanstoot aan genomen. Ze zag er gewoon prachtig uit in haar schaarse op maat gemaakte sluierpakjes. Halydie was lang voor haar origine, ze was opvallend slank, had welgevormde en lange benen, een zeer mooie boezem met fijne tepeltjes en een lange nek, ze had gewoon al de juiste proporties. Ze zag er echt uit als de temperaturen buiten. Heet. Ze wist hoe ze zich verleidelijk moest bewegen, ze wist hoe ze moest reageren op zwoele manneblikken, ze wist hoe ze moest zwijgen, hoe ze moest praten, en welke Engelse woorden ze moest gebruiken, en, ik zal het maar direct toegeven, ze kende haar standjes. Ze werkte al bijna tien jaar in de Chaya. Ze danste erg graag. Das dan ook de reden dat ze er gebleven was. Ze moest niet opdienen en met mannen in separées gaan zitten. In andere bars gebeurde dat wel.
De Chaya was een betere bar in het kleine stadje. Men schonk er de beter alcohol, en niet de versneden, ondefinieerbare likeurtjes die je er elders vond. De airconditioning werkte er, en er was behoorlijk knappe en deftige bediening. Ze wisten er hoe een fles champagne te ontkurken, wat een goede cognac was, hoe fris een pint bier moest wezen, en, hoe een mooie vrouw er moest uitzien. Bovendien was de uitbater een gladde zakenman, zelf naar de normen van die kant van de wereld. Hij begreep snel wat ik kwam doen, wat de mogelijke vooruitzichten van mijn job waren, en welke impact de resultaten van deze vooruitzichten, op zijn zaak zou kunnen hebben. Met andere woorden, hij zag er dus wel brood in. Toekomstig brood dan. Beleg inclusief. En, vermits hij graag een rijtje graan mee zaaide, om achteraf een flinke oogst binnen te halen, werd ik goed verzorgd in de Chaya. Heel goed. Ik kreeg rijkelijk te drinken, steeds een propere en goed geplaatste tafel, en werd er vanaf dag één met de nodige egards behandelt. Als ik honger had, werden er rijkelijk schotels met lekkers uit een naburig restaurant aangehaald. Als ik gezelschap nodig had, werd me een keuzemenu aan dames voorgesteld. Allen kerngezond, en met de aanbevelingen van het huis. Geen extra kosten voor meneer. En met de complimenten van Mustafa Hedjakis, de manager van de Chaya.
Zo leerde ik dus Halydie kennen.
En hoe.

Het begon dus op een manier waarop het altijd begint.
Mustafa stelde me aan haar voor.
En binnen de vijf minuten was mijn lot bezegeld.
Ik denk dat zij ook wel direct iets voor mij voelde hoor, maar ik, ik viel als een blok graniet voor haar. Alles aan haar bekoorde me vanaf de eerst blik die ik haar gunde. Ze was dus geen gezelschapsdame, maar een karakterdanseres. Daar waar de gezelschap dames vaak simpele hoeren waren, was zij een stuk bedeesder, eleganter, verfijnder en hoger opgeleid. Dansen zat haar in het bloed, van jong af aan al. Maar omdat haar vader al eens westerse contacten had, had hij erop aan gedrongen dat ze toch haar school afmaakte. Dat maakte dat haar ontwikkelingsniveau dat van de andere meisje en danseressen ver oversteeg. En ze was bovendien mooi. Wel hoe dan ook, ik vond haar mooi, en dat telde voor mij.
We zaten vaak aan een tafeltje te praten. En nadat het eerste ijs gebroken was, maakte ik, na sluitingstijd van de Chaya, vaak lange nachtwandelingen met haar door de verlaten straten van het stadje. Na een tijdje vertelde ze honderduit. In het begin was ze wat bedeesd, zoals haar cultuur dat opdroeg, maar dat beterde snel. Wat wil je, ze was immers een vrouw. Ze vertelde vooral over haar leven daar, en over haar omgeving. Over de eentonigheid van het leven daar. Over de uitzichtloosheid van het bestaan daar. Een leven zonder toekomst. Een leven, dat er in de toekomst, net hetzelfde zou uitzien als vandaag. Niets om naar uit te kijken, niets om naar terug te blikken. Een leven zonder ups en downs, zeker voor een vrouw, wiens visie niet op kinderen uitkijkt, maar eerder op een artistieke carrière. Ja, achter haar bedeesd en frêle gelaat schuilde ambities, haast westerse ambities. Maar je moest haar wel en beetje kennen, en wat graven, om ze te vinden.

Wat dacht u ?
Natuurlijk ging ik met haar naar bed.
Ze was onstuimig in bed.
En in de zetel.
En op het tapijt.
En op tafel.
En op het terras.
Wel, eigenlijk was ze overal geweldig.
Ze had een goddelijk lijf. Voor mij was ze de koningin van Sheba.
Maar dan zonder de financiële achtergrond van die dame.
Iedere keer dat we sex hadden was het grandioos. Ze was van geen kleintje vervaard, in alles had ze zin. Echt in alles. Men zegt soms dat noord Afrikaanse vrouwen graag in de achterdeur genomen worden. Wel, dat is dus waar. Als we vreeën, bloeide ze helemaal open. Wel, niet van de eerste keer hoor. Toen was ze nog iet of wat verlegen. Al was ik duidelijk niet de eerste man in haar leven. Maar hoe nauwer we elkaar kwamen, hoe intenser en heviger het werd. Maar we neukten niet alleen. Neen, ik leerde ook, wel niet gans, maar toch een groot deel van de donkere Noord Afrikaans achtergrond kennen, die het leven van vrouwen daar beheersen kan, en hen onmenselijke trauma's bezorgen kunnen. Over hun hoofden hangt gans hun leven lang een gigantisch doem zwaard. Dat zwaard noemde “man”. Nog geen honderd jaar geleden werden vrouwen daar als slavinnen en als ordinair koopwaar gezien. En volgens Halydie bestond dat nog. Al was het tegenwoordig onder verdoken vorm. Net zoals de maffia in Italie zei ze me. Kinderen, en jonge meisjes werden nog steeds verkocht, verzekerde ze me. Zeker als ze uit kansarme gezinnen kwamen. Dat zie je in Azie trouwens ook. Jonge meisjes worden verkocht om geld op te brengen in kinderprostitutie, omdat hun ouders geen andere inkomsten hebben. En dat is een verhaal zo oud als de mensheid. Economie. Wie de economische middelen in hand heeft, heeft de macht. Dat is overal in de wereld hetzelfde liedje. Eender in welke toon. En eender in welke tijd. Elk mensenleven heeft zijn geschiedenis. Zijn eigen geschiedenis, en, zijn eigen verhaal.
Maar ik vertelde over onze seksuele uitspattingen.
Woorden schieten hier te kort.
Ze gaf zich volledig. En hoe. In al wat ze met me deed. Nu moet ik zeggen, dat was wel wederkerig. Ook ik vond het ongewoon fijn om haar te bevredigen, en haar een orgasme te schenken. We maakten de lakens vaak erg nat, wij samen, en we vonden dat alle twee superleuk. Wat kon het mij schelen, Laida zou s'morgend's wel schone lakens leggen. En dan zou ze niet alleen wijn en drankvlekken aantreffen. Het geweldige was, ze heeft er nooit wat van laten merken, geen woord heeft ze er ooit over gelost. Ze was de discretie zelve, die huishoudster. Maar dat schijnt ginder traditie te zijn.
Halydie’s lichaam was dat zeker niet. Ze kon vrijen als geen andere vrouw die ik tot dan gekend had. Ze had echt speciale trekjes daarin. Toch in mijn ogen. Ik heb weinig vrouwen gekend die zo intens lieten gaan in hun seksueel genot. En zoveel moeite deed en zoveel verschillende manieren kenden, om een man volledig aan zijn trekken te doen komen. Na haar heb ik ook geen enkele vrouw meer leren kennen die zo intens van anale betrekkingen kon genieten tijdens die momenten van sex die, naar zo vele vrouwen zeggen, alleen maar vaginaal genietbaar is. Ik weet niks van de betrouwbaarheid van vele vrouwen, maar Halydie kon zeer genieten van anale sex. Ze kreeg zelfs anaal nog een onbeschrijflijk orgasme. Ze kon kronkelen onder mijn aanrakingen, ze sidderde van genot onder de strelingen van mijn tong, en haar orgasme was kletsnat en luid, als mijn keiharde paal bij haar naar binnen stootte, en keer op keer het binnenste van haar kut bewerkte om haar tot haar hoogtepunt te brengen. Sex met haar was elke keer nieuw, alsof je het voor de eerste keer deed. Ze kon keer op keer klaarkomen, haar orgasmen waren nat, hevig, uitgebreid, oprecht en eerlijk. Zij feekte nooit een orgasme, dat zou ze trouwens niet gekund hebben, al de sappen en het vocht dat ze verloor, bewezen gewoon haar eerlijkheid hierin. Het was een vrouw waarbij je jezelf kon zijn, je hoefde niets voor te wenden. Ze nam je zoals je was, als jij haar nam zoals zij was.
Het is waar, ze zat, net als vele vrouwen die daar autonoom proberen te leven, in een lastige situatie. Een groot deel van wat ze in de Chaya verdiende moest ze terug uitgeven aan de huur van de kamers die ze betrok niet ver van haar ouderlijk huis. Zo werd er lang meerdere kanten controle op haar uitgeoefend, langs haar ouders kant, en haar werkgevers kant. Ze zat in de klem tussen beiden. Net als vele vrouwen in die regio. Sociale controle betekende daar, vrouwencontrole. Slavernij bestond wel niet meer, officieel toch niet meer, maar de mannelijke klemgreep in hun maatschappij, werd door elke vrouw aan den lijve gevoeld. En daar leden ze onder. En ze zocht een ontsnapping daaruit. Al was het maar voor even. En haar ontsnapping toen, was sex met een westerse man die haar aanstond, en waar ze zelfs geen beter leven mee verwachtte. Het volstond haar dat haar omgeving wel dacht dat die westerling hén een beter leven brengen kon. De momenten die ze met hem, lees mij, kon doorbrengen in het nu van dat ogenblik, en die haar haar genot bezorgden, volstonden haar. Want daarmee wreekte ze zich feitelijk voor een deel op hen, die haar net in de klem hielden. Haar wraak was, dat zij de afloop van een geschiedenis al kende, voor die anderen wisten of er voor hen wel iets te halen viel. Ze keek weinig naar de toekomst uit, en geef toe, orgasmen zijn geen spiegel voor de toekomst, eerder een spiegel voor jezelf. Dat is waarschijnlijk waarom seksuele hoogtepunten met haar op eenzame hoogten stond. Ze ging er helemaal in op, als zou het haar laatste orgasme kunnen zijn. En eigenlijk, is dat de enige goed een mooie manier om tot je climax te komen. Als je er oven nadenkt, elke keer kan je laatste keer zijn, dus, je hebt er alle belang bij om er maximaal van te genieten. Net dát is het wat ik eigenlijk van Halydie geleerd heb. Het is een levenshouding zeg maar, die voor de rest van mijn leven een belangrijk deel van mijn gedrag bepaald heeft. En dan wel in de goede zin. Leef vandaag en wacht niet op morgen. Morgen komt er misschien nooit ! Dat is sindsdien mijn moto geworden. De regel naar waar in leef.

Ik had een geweldige tijd daar in Tunesie.
Het is bijna twintig jaar geleden nu, maar ik herinner me elke minuut nog.
Zeker van de niet zakelijk kant van mijn verblijf daar.
De rest, de rest was werk en routine.
En net dat werk gooide toen roet in het eten. Dat doet het immers altijd. Werk is de moordenaar van elk genot en van elke vorm van plezier. Dat kan ik je wel vertellen. Mijn baas vond mijn rapporten en uitgewerkte tabellen, met getallen indrukwekkend genoeg om zijn fiat te geven, voor de creatie van zijn doel ter plaatse. Missie volbracht zei hij mij. Maar het betekende wel dat er elders een andere missie op mij wachtte. Hij gaf me nog een weekje verlof ter plaatse om de interessante toeristische streken te verkennen en aan te doen, maar ik bleef tot mijn laatste dag bij Halydie. Want zij was dat waard. Ik had nog een geweldige tijd met haar, tot het moment dat mijn vliegtuig vertrok. Toen viel ik in een zwart gat.


Ik heb ze nooit meer terug gezien. Maar ik had nog wel, zei het viavia, contacten met mensen die dat project ter plaatse verwezenlijkten. Ze hadden haar snel leren kennen, begreep ik. Velen vonden immer de weg naar de Chaya, Maar het werd mij snel duidelijk, niemand zag ooit ook maar even in haar, dat wat ik in haar gevonden had. We hebben wel echt iets unieks gehad, Halydie en ik. Ik hoorde op een moment dat ze zwanger was geraakt. Een drama voor een danseres. En ze was verplicht te stoppen met dansen, en verdween uit de Chaya. Of ze een kind gebaard heeft, weet ik niet. Ik vind mezelf mega-laf, dat ik nooit terug gegaan ben, of de moeite gedaan heb om achter haar te informeren.
Troost u hoor.
Daar moet alleen ik, de rest van mijn leven mee leven.
En wel voorgoed.

zondag 2 november 2008

Stefke

Op een toevallige dag ergens in je leven, sta je wel eens even stil. Ik weet niet hoe u dat vergaat. Je staat stil en je kijkt even achterom en overschouwd de weg die je afgelegd hebt. Je probeert die weg te bekijken, of ten minste, dat stuk van die weg, dat je je nog herinneren kunt. Je blikt om een onduidelijke reden, of vanwege een plotseling opkomende vraag even terug, en je beziet de afstand die je doorheen de laatste jaren afgelegd hebt. Je bekijkt mijmerend die afstand, en toch schrik je even. Je stelt vast dat je eigenlijk niets meer ziet, dan dat spoor van die naaktslak, die afgelopen nacht, geruisloos, over de tegels van je terras gegleden is, sporen die nu met de eerste druppels van de opkomende ochtenddauw, langzaamaan oplossen om tenslotte in het niets te verdwijnen. Je ziet die sporen dan nog maar eventjes voor je, en niet echt de slak zelf. Na enkele luttele uren blijft er geen enkele indruk van de aanwezigheid van dat weekdier meer over. Het is haast alsof het er nooit geweest is. En er gaat wel iets door je heen, dan. Zeker als je dan plots beseft, dat dit met een mens eigenlijk niets anders is. Onze enige hoop om ooit herinnerd te worden leeft alleen voort in de mogelijke kleine sporen die we achter laten, niet in ons als individu. Maar de sporen die we achterlaten in andere individuen.
Je stelt vast dat je leven vaak routine was. Je stelt vast dat je leven vaak monotoon en grijs was. Je stelt vast dat je leven vaak een harde strijd geweest is. Je stelt vast dat je leven heel weinig climaxen of hoogtepunten heeft gehad. Je stelt vast dat je leven gevuld lijkt met vage, grauwe beelden misschien zelfs door een uitzichtloze, druilerige mattigheid, zoals die ene duitse dichter ooit zei. En op datzelfde ogenblik stel je mee vast dat je met heel veel donkere herinneringen alleen achterblijft, en je je verdriet en meeslepende emoties steeds alleen verwerken moest. Je merkt dat de vier muren die je buren rondom zich optrokken, even hoog zijn als deze welke je zelf rondom jou bouwde. Je merkt dat je vaak tussen een massa mensen alleen bent, zelf al kende je vaak veel van die mensen. Of, je dacht tenminste dat je ze kende. En je beseft dat er niemand om je treuren zal, de dag dat je deze wereld verlaten hebt. Je was immers toch niets meer, dan het spoor van die slak ? Je ziet dat de wereld geen samenleving is, zoals courant omschreven, en dat we eigenlijk allemaal naar individuele egoïsten geëvolueerd zijn. Je stelt vast dat je alleen nog maar geïnteresseerd bent gebleven in de sommen die elke maand je bankrekening spekken, en de sommen die je telkens weer voor deze of gene overheidsinstelling overschrijven moet. Je stelt vast dat het karige inkomen van de mindergegoeden je eigenlijk geen fluit schelen kan. Maar je bent wel stiekem jaloers op al diegenen die het beter hebben en pronken met hun weelde. Weelde die jij ontbreken moet. Je droomt immers van die weelde en luxe, en van een uitgebreid en zorgeloos bestaan. En wie doet dat niet ?

Maar jaloersheid en onbereikbare dromen maken mensen vaak ongelukkig en hard tegenover hun medemensen. Je neemt gretig die uitgestoken hand aan, die je zegt, dat al je ellende en ongeluk en al je tekortkomingen veroorzaakt zijn door hen, die een beetje anders zijn. Door zij met een donkerdere huidskleur en een voor jezelf onverstaanbaar taalgebruik. En je merkt hoe makkelijk het is, jouw frustraties te projecteren op anderen, die er een beetje anders uitzien. En je ziet dat je nooit echt idealen gehad hebt. Want je verheerlijkt deze van anderen. Want je neem die immers graag van hen over, van zij, die deze idealen voor je kauwen en bewerken, en ze je graag in de mond leggen. Want zij wijzen je de zondebokken, de oorzaak van je ongenoegen aan. Je bent immers niet schuldig aan je eigen ongeluk, beperkingen en het succes van die anderen waar je zo misnoegd als je bent, tegen op kijkt.

Je ziet dat de wereld waarin je nu leeft niet meer die wereld is van twintig jaar geleden. Toen leefden mensen immers nog samen, nu leven ze gewoon naast mekaar. Een toevallige groet in de supermarkt kan er nu, net nog, met wat moeite af. Want we hebben immers allen onze verantwoordelijkheden, in ons gezin en in ons stukje van de wereld. En op ons werk, niet ? En, ja, zo word ons toch voorgehouden, dat is toch het allerbelangrijkste. Zeg me wat je doet en ik zal zeggen wie je bent. Of niet ? Of nog zo eentje, zeg me met welke wagen je rijd, en ik zal zeggen wie je bent. Onze uiterlijke schijn weerspiegelt ons innerlijk. We moeten het maken in het leven. En die weg naar het succes, zo snel mogelijk afleggen. Geen fouten maken, en nooit omkijken. Je beklimt die ladder zo hoog als je kan, en je vertrap meedogenloos hen die je in de weg staan. Of je duwt ze van die ladder af. Die maatschappelijke ladder, weet u wel ? Alles moet snel gaan. Alles moet perfect gaan. Je krijgt nergens geen tijd om te leren of om je in te werken, je moet immers de perfecte persoon zijn op de perfecte plaats op het juiste moment. Alleen zo sluit die professionele puzzel van onze huidige waanzin, langs alle zijden, even goed. Je moet perfect zijn, en nooit een steek laten vallen. Je moet perfect zijn en juist daarom nooit een fout maken. Want dat doet die puzzel wankelen. En dat is ongeoorloofd ! Want fouten zijn voor zwakkelingen en voor individuen die niet meer met hun tijd meekunnen. En die passen niet in het bestel. De wereld van de mensen is genadeloos. Er is geen plaats meer voor verliezers. Alleen de besten kunnen de eersten zijn, niet ?

En toch merk je dan plots, dat je leven niets meer geweest is dan dat vage uitgeregende spoor van die nachtelijke slak op je terras. Je begrijpt niet waar je tot nu mee bezig bent geweest. Je hebt immers niet geleefd, je werd door anderen geleefd. Je hebt geleefd en gezwoegd door instructies van anderen, en door een enorme ketting van verplichtingen, die je je bovendien zelfs zelf nog aangemeten hebt. Je hebt niets beleefd, je hebt heel wat ondergaan. En je merkt nu pas die littekens die deze feiten op je ziel, je lichaam, je hart hebben achtergelaten. Maar ook op je verstand en op je eigen geheugen, op je kennis, op je gevoel en emoties. En nu voel je je gekwetst. Je voelt je gekwetst in je persoon en in je mens zijn. Je voelt je langs alle kanten misbruikt. Of heb je je laten misbruiken tegen beter weten in ?

En opeens wil je veranderen. Je wil nu voor een keer eens dat goede pad vinden en inslaan, doen wat je graag doet en gelukkig leven. Zou dat niet geweldig zijn ? Zou je je dan niet veel beter voelen in je vel ? Zou het leven je niet alle dagen toelachen dan ? Zou je zo niet vinden wat je in datzelfde leven zoekt ? Hoe zou dat voelen, tevreden zijn met wat je bereikt hebt ? Maar wat zou je ervoor moeten doen ? En dan begin je na te denken over deze stappen. En ja, het is best heel moeilijk om die mallemolen, die kringloop waaruit je huidig leven bestaat en opgebouwd is, door de jaren heen, te doorbreken, en bovendien nog is helemaal van nul af aan opnieuw te beginnen. Dat is pas een hele opgave. Dat is pas zwaar. Dat is pas enorm zwaar, en dat vraagt nog enorm veel inspanning moed en doorzettingsvermogen extra. En je bent ondertussen toch ook al wel enkele jaren ouder geworden, nietwaar ?
Zou je het dan wel doen ?
Zou je dan wel echt willen veranderen ?
Zou je dan wel echt die boeg helemaal om willen gooien en een andere richting uit willen stevenen ?
Zou je wel al die moeite willen doen om die ellendige monotonie en de dagelijkse zekerheden – ook al minacht je ze zo - in je leven te doorbreken, en er voorgoed van af te stappen om je leven een nieuwe frisse wending te geven ?
Het geluk, zei ooit Socrates, bestaat uit de zoektocht naar het geluk. Want geluk is een abstract gegeven. Het is voor iedereen wat anders, niet ? Iedereen vult dat woord in naar zijn eigen perceptie en eigen goeddunken, en naar zijn eigen idee.
Wil je wel veranderen net nu je die dagelijkse trend, die sleur, nu zo goed gewoon bent geworden, en denkt ze zelfs onder controle te hebben ?
Wil je wel zoveel moeite doen en er de risico’s op de koop toe bijnemen ?
Denk daar eens rustig over na. En kalmeer even.
Ik denk immers, dat u, na al uw overwegingen, het niet doen zal.
U gaat uw ingeslagen weg verder vervolgen tot aan het einde, tot aan uw pensioen. Of tot wanneer de kinderen het huis uit zijn. Want dan hebt u immers de tijd om over alles eens rustig na te denken niet ? Of niet soms ?
Dan heb ik medelijden met u, met u en met heel de wereld. Want het geluk waarvan u droomt zal immers immer het geluk van de anderen blijven.
En het zal u dan ook niet anders vergaan dan Stefke.
Wel, er zullen natuurlijk wel wat varianten op zijn thema bestaan, maar het verhaal van Stefke zou eigenlijk het verhaal van alleman kunnen zijn. Dat van mij, maar zeer zeker ook dat van U!


Ik kende Stefke al heel lang.
Ik was zelfs nog een tijd lang met hem naar school geweest.
Wel dan, ik bedoel, we legden samen een stuk naar school dezelfde weg af. Ik tot aan het atheneum, hij maar een kilometer of twee verder naar de vakschool, zoals het technische instituut toen een beetje denigrerend, genoemd werd. Stefke had altijd een grote affiniteit gehad voor al wat techniek was. Al van toen we kinderen waren. Maar dan niet voor het minutieuze horlogeriewerk, maar voor de grotere gevaartes, treinen, bulldozers, zware dieseltrucks, zware terreinvoertuigen, tanks en vliegtuigen, dat sprak Stefke allemaal erg aan. Hij was een heel ander type dan ik, maar hij had een zeer groot hart. Hij was een eenvoudige jongen die graag en onbevreesd voor andere mensen opkwam. En hen heel vaak met plezier verder hielp. Later zou hij met een garage beginnen, dat stond vast.
We legden vroeger samen die weg naar school af, we woonden immers alle twee in dezelfde buitenwijk. Eerst gingen we te voet, en later, als we wat groter werden hadden we beiden een fiets. En we konden best goed opschieten samen. Maar vermits we niet naar dezelfde school gingen en onze lessenrooster in de loop van de jaren wel eens begonnen te verschillen, begonnen we mekaar dus ook wat minder te zien, en mekaar, een beetje, uit het oog te verliezen. En ik weet nog goed dat Stefke het op dat moment net heel moeilijk had. Zijn ouders stonden op scheiden, maakten veel ruzie en zijn dan na een paar jaar, na heel veel gekibbel, ook werkelijk uit elkaar gegaan. Stefke had het heel moeilijk met dat geruzie. Hij kon nooit partij trekken, vermits hij zijn beide ouders bijzonder graag zag. Hij had wel veel affiniteit voor zijn vader, maar bracht dan vaak meer tijd met zijn moeder door, wanneer zijn vader werken was. En zijn moeder huilde vaak, vertelde hij me. En daar kon hij niet zo goed tegen.
Dan begon hij ook te wenen, u weet wel hoe kinderen zijn. Of niet ?
Hoe dan ook, ik herinner me nog wel dat de twistpunten, tussen beide partijen, steeds groter werden en vanaf het moment dat er een derde in het spel kwam, de zaak danig escaleerde, en er dan advocaten en vrederechters bij te pas kwamen. Stefke had me eens vertelt dat een deurwaarder de inboedel komen opnemen was. Waarschijnlijk met het oog op een correcte verdeling ervan tussen beide partijen. Ze keken in zijn kasten om de aanwezige kledij te noteren. Ze hadden zelfs zijn bed verschoven om te zien wat er onder lag, zei hij me, en hadden zijn geheime voorraad sigaretten gevonden. En dat was Stefke net iets te zwaar. Sindsdien ging hij wel eens door het lint, zeg maar. Hij begon opeens tegen alles en nog wat te rebelleren op school, en de leraars kregen het er dat laatste jaar erg moeilijk mee, begreep ik. Dat was net op het moment dat ik naar een andere school overstapte, om mijn ingenieursstudie aan te vatten, en ik zag Stefke daardoor een hele tijd niet meer. Maar ik hield een goede herinnering aan hem over. Aan onze jeugd en de uren die we samen sleten. Aan het kattenkwaad dat we samen uithaalden. Aan onze eerste stiekeme sigaretten. De playboys. De muizen die we in de mensen hun brievenbussen gingen steken. Ja, we waren nu eenmaal niet moeders liefste. Ik hoor zijn moeder nog roepen, “Had ik maar een meisje gehad !”, toen een man uit de buurt zijn beklag bij haar kwam doen. We hadden toen een enorme drol in een krant gewikkeld, die overgoten met diesel en op de dorpel van die meneer zijn voordeur gaan leggen. We belden aan, en toen we hem door de galmende gang hoorden naderen, staken we de krant in brand. We zetten het op een lopen. En vanachter de hoek, zagen we hoe hij die brandende krant begon te trappen. Met alle gevolgen van dien. Ja, Stefke en ik, we waren samen een echt stelletje ongeregelde schelmen in de buurt.
Maar, zoals met alles in het leven, we werden groter en onze levens namen andere wendingen. Ik hoorde af en toe nog wel eens via via iets over Stefke, maar zag hem maar zelden terug. Hij was ook getrouwd geweest, naar ik vernam. Een heks van een wijf. Veel lawaai, vloeken en tieren, en grote poten aan haar lijf. En Stefke was in een garage beginnen werken waar ze van die snelle Italiaanse sportwagens verkopen. Hij zal gedacht hebben, als ik er zelf geen kan beginnen, moet ik maar in een werken. Hij was in die periode niet erg gelukkig geweest naar het scheen. Stefke ging ook eens graag op stap, wat cafébezoek was hem nooit vreemd geweest. Maar van zijn wijf kon dat niet. En stukje bij beetje nam ze hem elk plezier af wat hij ooit gehad had.
Maar Stefke was een eenvoudige brave jongen. Zelfs dan nog. En hij hield van dat wijf. Hij had haar toch gehuwd, of niet ? Voor goede en slechte tijden heet dat he ? Maar zelfs met de beste voornemens langs zijn kant, hij kon dat wijf niet bij blijven. Op een moment wou ze scheiden. Stefke kreeg heel onverwacht bij zijn ochtendkoffie een brief van een notaris onder zijn neus gestoken. Om de papieren te gaan tekenen.
Ze wou weg van zo een waardeloze mecanicien, want zij verdiende beter, had ze hem gezegd. Ja, dat had Stefke heel erg gepakt. Hij zat eronderdoor en kwam het niet te boven. En ze wou op een ander kinderen. Want die van hem zouden toch nooit goed genoeg geweest zijn. Stefke heeft zich dat erg aangetrokken. En dat heeft hem gekraakt. Eerst heeft hij nooit voldoende kapitaal bijeen kunnen krijgen om zelf een garage te beginnen, nu liet zijn vrouw hem zitten, voor iemand die wel een garage runde. Een grotere slag in zijn gezicht konden ze Stefke niet geven.
Ik heb hem toen een paar keer ontmoet. Om te proberen hem erover te krijgen. En erdoor. Maar het baatte niet zo erg veel. We praatten wel hoor. We haalden oude anekdotes uit onze studententijd op. En dat hij zo een goesting had in een garage.. een garage van hem !
Maar dat hij dat niet kon. Niet genoeg middelen, en geen vertrouwen van de banken. Anders, hij zou wel weten wat te kiezen. Een garage open doen, van de wagens die in alles het beste waren, overal wonnen, en het meest luxueuze tegelijkertijd waren. O; hij hemelde zo graag de Mercedes op ! Dat was zijn grote favoriet ! Over Mercedessen kon hij uren doorgaan. Dan was hij gelukkig. Als Stefke het maar over Mercedessen hebben kon; dan was hij in vurig en blij. Mercedessen, dat waren voor Stefke het nec plus ultra. De ultieme wagen. Maar Stefke, och arme, hij was een dromer en een fantast. Alle andere garagisten lachten hem uit. Mercedessen verkopen ? Probeert het eerst maar eens met Dafkes !, riepen ze hem na. En dat kraakte hem nogmaals. Hij wende zich af van dat deel van de maatschappij , waar hij deel van uitmaakte, en ging wonen in krotten van woonkazernes. Hokken, in kleinere kamers zonder wc, of douche, of enige vorm van sanitair. Het kostte immers minder.
Zo geraakte Stefke aan den drank. Te veel vuistslagen, te veel miserie en te veel ellende, op een veel te korte tijd. Stefke was ook maar een mens, en dan nog een gebroken mens. En het is gekend, een gebroken mens drinkt vaker meer dan andere mensen, want al dat vocht loopt terug buiten langs de barsten.
En ik , ik had zoveel medeleven met hem. Ik had het gevoel dat ik te kort schoot. Maar wat kon ik meer doen, dan er gewoon voor hem zijn, als hij me nodig had ? Hoe kun je een mens helpen, als die mens zelf niet meer verder wil ? Als hij zelf niet meer verder wil ? Als hij al zijn pijlen al afgeschoten heeft, die allen, een voor een, hun doel misten ? Als hij zefl ten einde raad is ? Wat zeg je hem dan ? Dat elke morgen een nieuwe dag begint ? Ook al weet je dat hij daar geen boodschap aan heeft ? Zeg je hem dat er achter de wolken, toch nog zon schijnt ? Hoe reageer je, als hij je zegt dat hij niet haten kan, maar alleen liefhebben ? Maar dat er voor zijn liefde geen plaats in de wereld is ? Of het nu vrouwen of auto's zijn ? Voor hem was er geen plaats in de hemel meer. Dus koos hij voor de hel. Een hel op aarde. De hel van een clochard. De hel van de dronken zeurpiet, die de fles niet laten kan, omdat het leven hem overgeslagen heeft. Omdat de mensen hem negeerden en uitlachten. En hem niet goed genoeg vonden. Stefke, hij trok zijn conclusies. Als de wereld geen rekening met hem hield, hield hij geen rekening meer met de wereld. En Stefke werd een last van de maatschappij. Bij de OCMW zagen ze hem met lede ogen komen. Hij werd overal nagewezen, en bekritiseerd. En hij lachte daarmee. Hij lachte en hij opende een nieuwe fles. Waar hij ze bleef halen weet ik niet.
De laatste keer dat ik hem bezocht, was zijn bestaan zo onuitsprekelijk vies geworden, dat ik er geen woorden voor heb. We spraken niet. Ik sprak. En hij, hij lalde. En hoewel hij ladderzat was, sprak hij rake dingen. Dat ik gaan moest. Dat ook ik niks meer voor hem doen kon. Hij was de prooi van de duivel. En beetje bij beetje, zou hij de duivel worden. En ik geloofde dat. Hiji was immers zo zwart als de duivel. Maanden zonder bad. Ik bespaar u de beschrijving van het uitzicht van zijn kamer. En ik bespaar u de beschrijving van hem. Laten we zeggen dat hij ... nu ja , hij rook. Naar vuilbakken. Afval en kots. En hij duvelde op het leven. Hij duvelde op mensen, mensen en vrouwen. Al waren vrouwen bij hem geen mensen. Hij had meer vriendschap in zijn leven gehad van een hond, dan van alle mensen die hij kende tezamen. En zijn beste vriend woonde in de fles. Ik ging hierna huiswaarts met een verloren gevoel. Mijn jeugdvriend was er niet meer. De duivel zat in hem.


Stefke is gestorven op de dag dat hij 50 werd. Hij liep al weken dronken rond, en met de alcohol-intoxicatie die hij had, was hij duidelijk zijn bewustzijn al meer dan eens kwijt. Hij zwabberde van de ene kant van de kamer naar de andere kant, en wist zelfs de deur niet terug te vinden. Hij werd gevonden in een kapotgeslagen kamer, alle beddengoed op de grond, en daartussen at hij, dronk hij, sliep hij, en deed hij zijn behoeften. Geen aangenaam gezicht als je daar ontboden word door de wetgever. Men had mij opgeroepen ter identificatie, al was ik geen familie. Iemand anders vonden ze niet direct.
Bij het uitdragen van zijn kist buiten de kerk, zag ik dat de zon terug scheen. Hij zou dat mooi gevonden hebben, Stefke. De wagen die Stefke in zijn kist naar het kerkhof brengen zou reed in stilte voor. Een verlengde lange limousine, omgebouwd tot discrete, zwarte lijkwagen. Ik zag een erg bekende ster voorop die wagen blinken in het zonnelicht. Ik grinnikte even stil, en ook wel een beetje opgetogen, toen Stefke in zijn kist , in die wagen geschoven werd.
Hij zou het spektakel in gans zijn glorie geapprecieerd hebben.
Daar ben ik zeker van.
De wagen met Stefke reed weg.
Ik bleef even alleen achter op een trede van de kerk, en keek hen na.
Ik glimlachte tevreden.
Had hij toch nog in een Mercedes gereden.

maandag 22 september 2008

Een middagje shoppen. - 18+


Ik ga wel eens winkelen. Shoppen noemen ze dat tegenwoordig.
En de laatste tijd doe ik dat wel eens meer, onder de middag dan.
Ik heb tenslotte tussen twaalf en twee een uurtje vrij, en ik wens dat uurtje eigenlijk niet achter mijn bureel te slijten. Ik wil wel eens naar buiten. En vermits onze geliefde firma zich vlak bij zo een groot terrein bevind, waar tientallen winkels en grootwarenhuizen zich quasi naast elkaar vestigden, pleeg ik wel eens die kant uit te rijden, tijdens die lunchpause. Ik bezoek er dan wel eens een of ander grootwarenhuis of kledingszaak, een electronicawinkel of een zaak met hippe sportartiekelen. Er is ook een grotere meubelzaak en een showroom van een keukenfabricant.
Verder zijn er een paar pubs en een gezellig Grieks restaurant. O, ja, naast de verschillende kledingszaken zijn er ook twee kinderkledingswinkels én een speelgoedwinkel. U ziet, genoeg vermaak om met een uurtje per dag een tijdlang toe te komen. Het terrein bevind zich op nog geen vijf minuten van de firma en ligt bovendien vlak bij een oprit van de autostrade. Wat wil een mens nog meer. Een en ander maakt dat er dus vrij veel volk komt. Zeker onder de middag, tussen twaalf en twee. Dan brengen veel dames, en ook wel wat heren hoor, uit de omliggende andere bedrijven een of andere winkel wat graag een bezoek. Of ze komen er lunchen. Alleen of met een collega. Je ziet dus veel opgedofte mensen in afgeborstelde stadskledij de revue passeren. Dus ik vermaak me opperbest onder de middag, dank u. Lunchen doe ik wel niet, ik eet braafjes mijn boterhammetjes op onder het werk, maar ik geef dat uurtje mijn ogen danig de kost. En soms, heel soms, de rest ook.

Zo was ik er, vorige week maandag naar toe gereden, met het idee om een van de kledingwinkels eens een bezoekje te brengen. Ik had immers gemerkt, aan de veelvuldige reklame, dat de nieuwe zomerkollecties binnen gekomen waren, en ik nam mij voor deze eens van nabij te bekijken. Je weet immers nooit waar dat goed voor kan zijn, nietwaar. Dus, eenmaal, moeizaam, mijn wagen geparkeerd geraakt, begaf ik mij opgetogen over het goede voorjaarsweer naar de eerste winkel. Heel wat mensen hadden blijkbaar hetzelfde idee als ik, en er waren inderdaad heel wat individuen die hun weg tussen de geparkeerde wagens zochten, richting een of andere winkel. Het leek me wel vrij druk zo te zien. Ik nam me dan ook voor tijdig te vertrekken, om toch binnen het uur terug op het bureel te kunnen ziijn. Het ligt immers niet in mijn gewoonten om te laat te komen. En ik wou dat zo houden. Ik was op het voetpad, dat naast de etalages liep aangekomen, en slenterde in de richting van de winkel die ik in gedachte had. Met mijn ogen deels op de geëtaleerde waar, deels op de passanten gericht begaf ik mij verder. Een kleine vijf à zes meter voor mij liep een lang gebouwde dame met een grote, donkere capemantel over haar schouder geslagen. Dat viel mij op, je ziet dat eigelijk niet zo vaak, zo’n mantel. Ze had schouderlang, naar binnen gekruld, ravenzwart haar en droeg grote ronde oorbellen, die glinsterden in de zon. Onder haar cape droeg ze een korte zwarte rok met vele plooitjes, en haar van glanzende kousen voorziene benen staken, mooi gepast, in hoge zwarte pumps. Ze droeg een kleine zwarte handtas met lange handvaten. Ja, zwart stond haar duidelijk goed. Voorwaar een prachtige verschijning. Dat stond mij dus al aan van bij het eerst zicht. Ze begaf zich met trage, ranke en toch zo elegante stappen in dezelfde richting als ik. We keken beide in de etalages die we passeerden, en ik denk dat ze mijn aanwezigheid vrij snel opmerkte. Stoomkokers in alle kleuren vloeken hardop met de glanzend witte frituurketels en de hevig gekleurde stofzuigers die er aan de achteloze voorbijganger getoond werden. Ik vond het een afschuwelijk vloekende etalage, die van de electrozaak, binnen was hun zaak keurig geordend, maar hun etalage was een ziekelijk puinhoop. Ik zuchtte binnensmonds en stapte verder. Nu bleek ik dichter bij de dame in kwestie gekomen te zijn, ze treuzelde immers even bij de etalage van de kinderkledij. Deze kleinere zaak bevond zich vlak naast de modewinkel die ik bezoeken wou. En, zoals gebruikelijk, etaleerden zij massa’s kinderkledij op poppetjes en kleine manequins, gecombineerd met kinderspeelgoed en bedjes, kinderwagens en andere artikelen. Vrouwen zijn toch allemaal dezelfde, kinderaccesoires vertederen hen telkens opnieuw. Maar op deze gelukkige manier kwam ik nog wat dichter bij haar aan. Ze was opmerkelijk knap, en had zich met veel smaak opgemaakt. Ze leek wel te stralen. Ik bekeek ze even, nonchalant, van kop tot teen, en merkte verrast dat er onder haar rechterschoen een klein, geel papiertje plakte. Ze ging door en ik haaste mij wat om haar bij te blijven. Net voor de ingang van de kledingszaak was ik dicht genoeg bij haar om haar te verwittigen, Mevrouw, sorry hoor, maar er plakt een papiertje onder uw schoen., zei ik, het dingetje aanwijzend. Ze keek eerst naar mij, alsof ze vast stellen wou dat de persoon die haar aansprak wel een betrouwbaar iemand kon zijn. Ze glimlachtte kort, en keek dan naar beneden. Natuurlijk zag ze het papiertje, het leek een post-it achtig dingetje te zijn. Ze bukte zich wat voorover en hief tegelijk haar voet wat omhoog door haar knie op te heffen. Hierdoor kreeg ik een tweede, en mij welgekomen ,aanblik op haar ranke benen. Ze droeg zulke licht bruine, erg glanzende pantys. Wat ik zag beviel me wel. Ze trok het papiertje van haar schoenzool af en gooide het achteloos weg.
Bedankt hoor, zei ze met een brede glimlach.
Zonder dank, antwoorde ik, graag gedaan.
Ze ging zelf ook de kledingwinkel binnen, en vermits ze merkte dat ook ik de intentie had om dat etablissement binnen te gaan, hield ze de deur nog even open. Nu was het mijn beurt om haar te bedanken, Thanks , zei ik in perfect Engels
You’r welcome, gaf ze me van repliek in al even perfect Engels.
We glimlachten even kort en begrijpend naar elkaar en gingen elk onze weg in de grote winkel. Een ondefinieerbare Montavani-achtige achtergrondmuziek moest de klanten zachtjes begeleiden op hun bezoek. Zij begaf zich, via de piepende roltrap, naar de eerste verdieping, waar de vrouwenafdeling was. Ik bleef wat doelloos rondslenteren op het gelijkvloers bij de mannenmode. Deze stond me echter niets aan. Bleke, schreeuwerige colberts en gestreepte broeken, neen, niet echt mijn smaak. Ik besloot dan maar ook even naar het eerste verdiep te gaan. Modieuze damespakjes en lange uitgaanskledij smeekten om de aandacht van de bezoeker. De avondkledij mocht zonder meer spectaculair genoemd worden. Diep uitgesneden bovenaan, of van lange splitten voorzien onderaan. Ja, ze was het bekijken meer dan waard, die mode. Zeker voor mannen. Maar het bloed kruipt waar het niet lopen kan. Mijn oude fetish gevoelens kwamen terug boven. De prachtige vrouwenlingerie lokte mij onverbiddelijk naar de rechter achterzijde van de verdieping. Smaakvolle BH’s en prachtige slipjes leken mij een prachtig contrast met de bekakte mannenafdeling. Ik liep dus dadelijk richting lingerie, ik kan er ook niet aan doen, ik ben nu eenmaal een fervent lingeriefreak. Ook wat dames onder hun mantelpakje of tailleur dragen mag best mooi wezen. En, waarom niet, het mag nog best een beetje pikant zijn ook, niet ? De lingerie hing hier keurig gesorteerd in rekken aan hangers, en een deel, dat afgeprijst was, lag in grote, ondiepe bakken te grabbelen. Heel veel met kant omzoomd, merkte ik terstond op. En, ook veel van die lichtere dingetjes, die o zo doorschijnend waren. Veel wit en zwart, maar steeds meer kleuren, merkte ik nog stilletjes op. Ook strapless bh-tjes waren te vinden en, o, wat prachtig, zelfs jarretellengordeltjes in verschillende kleurtjes. Niets ontsnapte aan mijn aandacht. Ik was aangenaam verrast om te merken dat de prachtige en opmerkelijke dame van daarstraks een paar setjes aan het vergelijken was. Ze hield een smaakloos paar in zwarte kleur in de ene hand en vergeleek dat met een vleeskleurig setje, dat ze in de andere hand hield. Ik was dadelijk overtuigd, geen van beide pastte bij haar steil. Zij scheen te twijfelen. Ze legde haar vleeskleurige keuze terug in de brede bak en selecteerde ditmaal een wit afgeborduurd setje. Dat leek me een wat betere keuze. Van aan de andere kant van de bak knikte ik instemmend, maar met een vragend gezicht. Ze herkende me dadelijk. Met een gelaat dat vele vraagtekens verborg maakte ze een vertwijfeld grimmas, ze wist niet echt wat kiezen.
Ik fluisterde haar toe, Die witte is de mooiste van de twee, maar eigenlijk passen ze geen van beide bij uw uitstraling.

Ze fronste de wenkbrouwen.
Neen ?,vroeg ze, Ja, ik voelde me ook helemaal niet zo zeker.
Ik begon zelf verder in de bak te graaien. Ik vond eigenlijk ook niets dat ik echt mooi vond.
Ik begrijp dat, zei ik haar, hier ligt eigenlijk niet veel soeps in. Maar wat wil je van afgeprijsde waren.
Dat is ook zo, antwoorde ze, de mooiste setjes zijn daar het eerst uit.
Ik verplaatste me en ging even tussen de rekjes kijken. Hier hing het echte grote merkenondergoed. En dat was heel wat mooier. Het was prachtig afgewerkt, en de slipjes, en soms de jaretellen, waren steeds mooi geassorteerd samen bijeen op een hangertje gedrappeerd. Ik bekeek deze stukjes textiel met de nodige aandacht. Ik ging langs de rij hangers door en merkte opgetogen op dat ze me op een kleine afstand volgde. Ik keek opnieuw tussen de aangeboden koopwaar. Een donkerblauw setje trok mijn aandacht. Het was een laag balkonnetje voorzien van dunne schouderbandjes en een hoog uitgesneden slipje. Ik hield het even in de hand. Het was best mooi, en zag er jong en fris uit. Een kleine meter verder hing een licht ecrukleurig setje. Ook dat nam ik even ter hand. De bh was doorschijnend en het slipje had een vrij groot transparant gedeelte. Ik voelde heel goed dat ze over mijn schouder meekeek, draaide me om en zei tegen haar :
Wel nu, deze setjes zijn pas echt mooi, nietwaar ?
Die zouden u geweldig staan. Beslist., voegde ik er aan toe.
Ze nam ze een voor een even ter hand. Ze bekeek en betastte ze uitvoerig, terwijl ik een derde exemplaartje uit een ander rek viste. Dit was een zwart setje mét gordeltje, ook wat doorschijnend maar van een verfijnde bedrukking voorzien.
Ook dit is gewoon prachtig.,zei ik haar het setje tonend.
Dit is inderdaad zeer mooi, beaamde ze het zwarte setje ter hand nemend.
Dat staat me ook erg aan., ging ze verder, waarbij ze het ecru setje aanwees.
Maar is de maat wel de uwe ?,vroeg ik benieuwd naar haar reactie.
Ik had daar immers alleen maar ruwweg naar geschat.
Ik denk het wel, zei mijn onbekende dame, maar ik koop nooit zo iets zonder het aan te passen.
Ik wees even naar een kleiner bordje dat bijna boven ons hoofd hing. Het had wat weg van zo een groen ‘exit’ bordje, alleen stond hier ‘paskabines’ op. Ik bekeek haar met mijn sympathiekste glimlach. Ik zag haar twijfelen.
Ik wil u hoegenaamd niets opdringen hoor, mevrouw, zei ik, als u wilt hangen we alles direct terug weg.
Ze dacht even na.
Toen begaf ze zich in de richting van de pashokjes. Een paar stappen van mij weg, draaide ze zich even om, Gaat u mee ?,vroeg ze me.
Ik heb een onpartijdig iemand nodig die voor mij een keuze kan maken., voegde ze hier nog aan toe.
Was dat effen een ongelofelijke meevaller zeg ! Een vrouw die me vroeg mee haar nieuw ondergoed te kiezen ! En dan nog zo een goedgevormde vrouw. Dat liet ik me dus geen twee keer zeggen ! Ik ging dus achter haar aan. In de hoek stonden drie pashokjes, die alle drie leeg waren, er was inderdaad weinig volk op deze etage. Een pashokje stond inderaad in de hoek terwijl de twee andere aan weerzijde van dat middenste stonden, elk wel tegen een andere muur. Het middenste pashokje stond dus echt in de hoek van het gebouw. Het was wel flink groter dan de anderen. En natuurlijk was het dat hokje dat ze verkoos. Ik maakte wat aanstalten om buiten het hokje te blijven rondhangen zonder me aan haar op te willen dringen, doch eens binnen, hield ze het gordijntje voor mij open.
Komt u ook binnen, dan worden we niet gestoord., sprak ze droogjes.
En ze hing de drie setjes aan een kleerhanger die aan de muur bevestigd was.
Ik kwam doorheen het gordijn, dat ik keurig weer achter mij sloot.
U bent toch zeker ?, vroeg ik haar beleefd en heel bedeesd.
Ja hoor, hierbinnen is ruimte zat., zei ze me opgewekt en lachend.
En inderdaad, dit hokje leek duidelijk groter dan ik dacht, zelfs een pak groter dan degenen die het flankeerden. Er stond zelfs een kleine zetel in.
Wil je er niet voor gaan zitten ?, vroeg ze me.
Met alle plezier !, zei ik opgetogen.
En toen verkocht ze me de show van mijn leven !
Ze ontdeed zich zwierig van haar cape, en hing deze over een ongebruikte kapstok aan de houten zijwand.
Ze knoopte haar blouse los, trok deze langzaam rondom los uit haar rokje, en schoof die dan neerwaards over haar schouders naar beneden. Ook deze bloes ging over dezelfde kapstok.
Ze droeg een smakeloze bh onder die blouse, maar ze had wel een volmaakte huid. Blank en mooi egaal. Geen enkel pukkeltje te bespeuren. Was dat geen knap zicht. Mijn hart begon er, alvast een stuk sneller van te slaan.
Ze opende de rits van haar rokje, en liet deze sierlijk over haar ranke benen naar beneden glijden en stapte er gezwind uit. Daar stond ze dan in wat ongepast, roodkleurig ondergoed en die prachtig glanzende panty. Vermits ze deze over haar slipje droeg deed ze die nu op zijn beurt, zorgvuldig en voorzichtig uit. Ze mocht toch niet scheuren. Nu deed ze haar pumps uit. Ze rolde de panty naar beneden en trok het laatste deel er bij een stukje tussen de tenen uit. Wat een zicht ! Wat werd me hier aangeboden ! Beter dan in eender welke striptent. Toen kwam dus het moment dat ze de setjes moest aanpassen. Ze bekeek ze eerst alle drie nog eens goed.
Met welke zou ik beginnen ?, vroeg ze me daar blootvoets en in haar ondergoed staande.
Ik stel voor dat u met het zwart modelletje aanvangt., sprak ik, dat zal u voortreffelijk staan.
Goed dan., zei ze koeltjes.
Er begon iets te wriemelen in mijn broek.
Ik moest me wat verzetten om dat geval tussen mijn benen meer plaats te geven, want het begon op volle snelheid zijn volwassen vorm aan te nemen. Ja, je zou van minder opgewonden geraken.
Ze deed haar bh uit. En nu toonde ze me onomwonden haar perfecte borsten. Het bh-tje dat ze droeg was echter wat klein geweest, de randen stonden diep in haar huid getekend. Ze wreef er over, alsof ze nu pas de pijn voelde van de druk van de beugels. Ze wreef zich liefdevol over de eigen borsten en ik zag haar fijne, zachtrose tepels groeien en donkerrood worden. Is het nu nodig te zeggen dat mijn jongeheer reeds schietensklaar stond ? Nu deed ze haar slipje uit. Ze ging hiervoor expres met haar rug naar mij staan, en toonde alzo haar volmaakte kont. Zo blank als ivoor. Ik kon mijn handen bijna niet thuis houden. Toen draaide ze zich om. Ik plofte sprakeloos achteruit in die zetel. Al haar schaamhaar was afgeschoren. Ze was zo kaal daar beneden als een pasgeboren meisje. Ze had heel grote, gekartelde schaamlippen, zulke grote exemplaren ben ik nog nooit tegen gekomen in mijn leven. Ze hingen naar beneden, en het leek me alsof er in geen enkel slipje genoeg plaats voor zou zijn. En aan mijn verbazing kwam geen einde ! Doorheen haar rechter schaamlip zat een ringetje ! Ze had een gepiercte schaamlip ! Het was een klein, fijn ringetje, voorzien van een kleine donkerrode steen. Ze draaide wat met haar kont. Zo kon ik haar gigantisch geslachtsorgaan langs alle zijden goed bekijken. Nu paste ze het zwarte setje. Ze trok de bh aan en boog zich hiertoe ver naar voor om haar boezem goed in de voorgevormde cups te laten vallen. Hiermee spande ze haar billen op en zag ik die gigantische schaamlippen tussen haar benen door hangen. Mijn jonge heer werd nu echt ongedurig. Ik begon zenuwachtig met de heupen te draaien en moest me nogmaals verzetten in die zetel. Als een volleerde verleidster, wat ze volgens mij al beslist geweest moest zijn, zetten ze een paar stappen achterwaards in mijn richting. Ze hield de beide achterste sluitingen in haar handen op haar rug en vroeg me:
Doet u even toe ?
Ik veerde recht. Natuurlijk dat ik dat wou doen. Ik stond daar met een tent in een broek boordevol met goesting recht en sloot beleefd, maar met licht bevende handen haar kledingstuk.
Dank u ., reageerde ze koeltjes.
Nu probeerde ze het bijpassend slipje. Ze stapte erin en trok het traag over haar heupen. Het broekje kwam vrij hoog en toonde hoe lang haar benen nu wel waren.
Wat vind u ervan ?, vroeg ze me.
Prachtig , stamelde ik.
Vind u het niet te provocerend ?, vroeg ze.
Neen, hoor, antwoorde ik, u loopt zo toch niet over straat ? Het staat u perfect.
Echt ? , vroeg ze nogmaals.
En of, antwoorde ik, Doet u maar eens uw schoenen aan, stelde ik voor, dan zult u zien hoe voordelig uw benen hier geaccentueerd worden.
Ze deed haar hoog gehielde schoenen aan, en ging voor de spiegel staan. Ze liet haar handen even over haar billen en het slipje glijden, waarna ze omhoog schoven onder haar nu prachtig verhulde boezem. Ze duwde ze beiden wat omhoog om te voelen dat het bh-tje goed zat. Als je goed keek zag je de tepels doorheen het dunne goed schemeren.
Hangen ze niet wat laag ?, vroeg ze me.
Dat kan je toch aanpassen, nietwaar, zei ik op vragende toon terwijl ik achter haar staan ging. Ik wou de bandje van haar bh optrekken en vroeg haar eerst, Staat u me even toe ? Ze knikte zwijgend en ik permiteerde mij dan ook de bandjes wat op te trekken. Terwijl ik dat ietwat bibberend deed, kon ik echt niet verhinderen dat mijn stijve doorheen mijn broek over haar billen schuurde. Ze liet me eerst rustig begaan, en keek dan even naar beneden, Kan u uw probleem nog wel meester ?, vroeg ze me met een brede glimlach.
Verschrikt antwoorde ik, Dat gaat nog wel hoor ! Maar ze hoorde zeker aan de trilling in mijn stem dat ik dat niet echt meende. Ze bleef er wel mee glimlachen. Viel dat even mee.
Ik zou nu dat bleke setje eens willen passen., zei ze tegen mij.
Ok, antwoorde ik, dit setje krijgt alleszins al negen op tien van mij.
Ja, zei ze, ik vind het ook best mooi.

Ze opende de sluiting op haar rug zelf en deed de bustehouder uit. Ik nam hem aan en hing hem terug over het houdertje. Ze bukte zich en liet het slipje zakken. Ze stapte er uit en hief daarbij haar knieen hoog op. Ze gaf me het slipje en ik hing ook dit braafjes over de houder. Ze stond weer poedelnaakt voor me. Dit keer hoog gehield. En voor de spiegel. Mijn knots werd haast gek tussen mijn benen.
Ik hoop dat u het mij niet erg kwalijk neemt, zei ik haar, terwijl ik haar het ecru-set aanreikte, maar ik vind u heel sexy en heel erg opwindend.
Dat heb ik al wel opgemerkt !, antwoordde ze lachend.
Ze nam de bleke set aan en trok de bh van de houder. De rest gaf ze me terug. Ze paste de bh op dezelfde wijze als de vorige. Toen ze zich bukte, spreidde ze de benen nog verder uit elkaar. En mijn knots reageerde nog feller. Ze stond terug rechtop en ik zag, samen met haar, dat dit een haast doorschijnende bh was. Je zag haar tepels nu heel goed zitten. Toen nam ze het slipje aan, en ook dit bleek erg doorschijnend te zijn, je zag immers het ringetje in haar schaamlip doorheen het goed schemeren.
Amaai, zuchtte ik, ik kan het bijna niet meer uithouden.
Ik maakte aanstalten om het pashokje te verlaten. Maar ze hield me bij mijn jas vast.
Als je het niet houden kunt, fluisterde ze, dan moeten we daar toch iets aan doen, he ?
Ik wist zo goed niet meer waar ik het had, maar tegen een neukpartij in een pashokje wou ik eigenlijk helemaal geen neen zeggen. En ik was er inderdaad erg hard aan toe. En daar zat zij dus wel voor een flink stuk tussen. Dus dat liet ik me geen twee keer zeggen. Ze schoof de vest van mijn schouders en smeet deze achter over de rug van de zetel. Ze boog zich voorover en opende gezwind de rits van mijn broek. Voor ik het wist lag ook die op het vast tapijt. Ze duwde mij langzaam, maar met een zekere aandrang verder achteruit en ik viel languit in de zetel. Daar stond dus mijn tent in mijn onderbroek die haast op scheuren stond. Als een volleerde proffesional trok ze deze ook naar beneden. Eindelijk spartelde hij in volle vrijheid rond. Wat een opluchting ! Ze zette zich op haar hurken, tussen mijn twee benen in, en nam mijn lul kordaat in haar mond. Allemensen toch ! Wat kon ze pijpen zeg ! Haar lippen gingen van boven tot helemaal onderaan tussen mijn bijgeknipte haartjes. Ze nam hem echt helemaal op en binnen bij elke beweging. Terwijl ze over en weer schoof en nog krachtig zoog ook, bewoog haar tong over en weer over het topje van mijn lul. Heerlijk gewoon ! Terwijl ze zo bezig was frutselde ze wat met mijn ballen. Ze kneedde ze zacht en knuffelde ze intens. Ze trok ze nét niet te hard omlaag en duwde ze nét niet te stevig omhoog of tegen elkaar. Ik moest en zou haar penetreren. Ik wou gewoon weten hoe dat voelde, zo een geringde kut om mijn hete steel. Dus ik vroeg het haar maar, reeds wat angstig, omdat ik vreesde dat ze het pijpen zo lang zou volhouden, tot ik klaar kwam in haar mond.

Hoe zou dat lukken, daar beneden binnenin ? pruttelde ik een klein beetje tegen.
Met een volle mond hoorde ik haar Mmmmm ? zeggen alsof ze me niet begreep.
Ik wil je neuken, zei ik, ik wil in je kut, als ik mag…, aarzelde ik.
Ze trok hem likkebaardend uit haar mond en zette zich recht. Ze lachte stilletjes. Ze neep me even lichtjes in de linkse wang, zoals ze dat bij kleine kinderen plegen te doen.
Natuurlijk mag je me daar beneden pakken ! Grote jongen die je bent !, zei ze stilletjes en een beetje smalend.

Maar het kon me niet schelen hoe ze het zei, ik moest en zou die ring tegen mijn kloten voelen ! Ze duwde haar rechter hand tegen mijn borst en hield me neer in de zetel. Ik lag daar vrij plat achteruit neer gestreken, en mijn lul stond trillend naar het plafond te wijzen. Ze zette zich wijdbeens over me heen en trok het doorschijnende slipje helemaal opzij, terwijl ze met haar linkerhand ook haar kut opengesperd hield. Ze duwde de twee lippen helemaal open. Mensen wat een grote schaamlippen op die kut ! Je zou denken dat het vleesbomen waren, zo groot als een varkenskotelet ! Ze gunde mij nog even een volle aanblik van haar ongeziene schoonheid en liet zich dan op mijn lul neerzakken. Hij schoof er zonder aarzelen, direct helemaal in, zo vochtig was ze reeds. Mijn ding ging er direct volledig in. Tot van achter in haar kut. Ik kreunde. Zij liet enkel een stille zucht. En dat met Montavani op de achtergrond. Wat een scene ! Dan begon ze op en neer te bewegen. Eerst langzaam, dan sneller. Ze zette zich hierbij wat meer rechtop, haalde haar hand van mijn borst af, en hield met haar rechterhand mijn das vast. Haar linkerhand hield ze boven haar poesje en trok het een flink stuk omhoog, zodat een deel van die grote schaamlippen duidelijk zichtbaar werden. Dit ontzettend geile zicht wond me nog meer op. Haar borsten wipten mee op en neer in haar bewegingen. Ze was als een echte bloedmooie en o zo hete panter. Ze schoof maar op en neer, op en neer en ik begon duizenden mieren tussen mijn benen te voelen wriemelen. Met haar rechterhand nam ze mijn rechterhand vast en leidde die naar de kittelaar, die ze zo omhoog getild hield. Zonder woorden begreep ik wat ze hebben wou. Ik rijkte naar die gezwollen kittelaar die al helemaal vooruit stak, en begon die hevig te strelen en te stimuleren met handen en vingers, terwijl ze hem zelf omhoog hield.
Ze begon te kreunen en te steunen, en ik hijgde ook behoorlijk. Ik was eigenlijk bang dat anderen ons zouden horen, maar nu was er geen houden meer aan. Ik moest en zou schieten. Zij begon ook grimmassen op het gelaat te vertonen, en ik besefte dat zij ook al een flink stuk naar haar hoogtepunt onderweg was. Ik zag hoe mijn knots in en uit haar genotskloof schoof en hoe glinsterend vochtig hij van haar inwendige sappen was. Ik voelde haar enorme kittelaar trillen en zwellen, ik zag hoe haar borsten op en neer wipten, en merkte hoe haar tong, nat van speeksel, over de knalrode lippen van haar geopende, zuchtende mond bewoog. Ze had er duidelijk even veel plezier in als ik.
Ik kan het niet lang meer houden !, zuchtte ik.
Ik ook niet !, antwoorde zij in een gelijkaardige, diepe zucht.
Ik hoorde haar kreunen en nog dieper zuchten. Ze kronkelde plots in elkaar en probeerde haar kin diep tegen haar borst te drukken. Haar buik spande zich terwijl ze hem helemaal naar binnen trok, en haar rug kromde zich voorover. Het speeksel droop uit haar mond en liep langs haar wangen naar beneden. Dan rektte ze zich uit en kromde helemaal naar achter, terwijl haar hoofd zo ver mogelijk achteruit bewoog. Een diepe en gedempte zucht vulde het pashokje. Ik voelde haar mijn lul binnenin haar kut vastnemen alsof ze er een klein maar krachtig handje had. Dat neep net onder het kopje van mijn ding op een hels en heidens ritme. Tegelijkertijd voelde ik de sappen die eerst nog binnen in haar kut zaten, nu naar buiten zwermen en het zeurende vocht liep over mijn buik en ballen, en tussen mijn bilspleet door naar beneden. Haar orgasme was duidelijk daar. En het ging doorheen gans haar lichaam.

Ook ik kon het nu niet meer houden. Duizenden spermatozoiden schreewden het uit van genot en moesten nu wel naar buiten. Met de laatste en meest intense stimulatie die ze me binnenin haar kut gaf, schoot ik diep in haar. Er leek wel geen einde aan te komen. Na de eerste sensatie van de beginnende ejaculatie, trok ze hem er meteen uit. Ze wreef de rest van het hete kwakje dat hij schoot over haar blanke buik en over haar naakte kut uit. Een groot deel liep over het slipje van het setje. Dit was bijzonder geil, en ik moest mij inhouden om het niet uit te schreeuwen van genot. Ze bleef er maar aan trekken tot hij helemaal leeg gepurgeerd was. En ze keek me daarna best tevreden aan. We hadden allebei het hoogtepunt van ons genot gehad, en we kwamen nog wat bij van de emotie en de inspanning, terwijl ze nog steeds op mij zat, nu, met mijn geval in haar hand. Die droop van de hete vochtige wellust die uit het diepste van mijn lijf gekomen was. Ook haar buik, slipje en kut waren dus kloddernat van al wat ik op haar geschoten had. Ze keek in het rond. Aan een andere kapstok van het pashokje hingen, bij wijze van demonstratie, enkele sjaaltjes. Rechtstaand nam ze er twee van, en begon zich nonchalant af te kuisen. Ze rijkte me het derde sjaaltje aan. Dus ik kuiste mij daar dan ook maar mee af. Ik had immers geen alternatief. Haar ongegeneerdheid verbaasde mij wel wat. We hingen de sjaaltjes terug gewoon over de kapstok. Alle drie waren ze kloddernat van een mengsel van sperma en poesjesvocht. Ze moesten nu zeker wel eens gewassen worden, dacht ik zo. Het nat geworden setje hing ze koeltjes terug op de hanger. Ze stond wederom naakt voor mij. Zo naakt als toen ze geboren was. Wat een kut, zeg ! Ik besefte ineens dat ik eigenlijk niet écht iets van dat ringetje gevoeld had. Dat had ik dus bijgeleerd. Piercings zijn er voor de ogen, niet voor de fluiten. Ze bleef echter een prachtige vrouw. Ze vergeleek nog even de twee andere setjes. En ze kon opnieuw geen keuze maken.
Willen we het eerste nemen ?, vroeg ik, op het eerste discrete zwarte setje wijzend.
Goed idee, antwoorde ze.
We bekeken elkaar nog eens goed, en kleedden ons dan zwijgend aan.
We verlieten het pashokje samen, en een paar andere vrouwen, die in de omgeving rondhingen, merkten wel dat er tussen ons twee iets meer gebeurt was dan lingerie passen alleen. Dat zag je aan hun gezichten. Hadden we dan toch wat te veel lawaai gemaakt ? We begaven ons samen terug naar de roltrap, nadat we de twee andere setjes keurig terug gehangen hadden. We glimlachten nog eens zwijgend naar elkaar, toen die trap ons naar beneden bracht. Aan de kassa gekomen gaf ze het zwarte geborduurde setje aan de kassierster af die het in een paarse plastiek zakje met reklame van de winkel stak.


Das dan achtienhonderd veertig frank, alstublieft mevrouw, hoorde ik haar zeggen.
Ze zocht wat te lang naar haar geld, en ik schoof mijn Visakaart fier vooruit.
Dank u meneer, antwoorde de kassierster en liet mij met een glimlach tekenen.
Mijn gezelschap glimlachtte ook, zo goedkoop had ik in mijn leven nog geen wip gehad.
Buiten gekomen bleven we even staan. Ze gaf me heel beleefd een hand.
Tot ziens zullen we maar zeggen ?, zei ze, haar hoofd wat schuin houdend en op een vragende toon.
Zien we mekaar dan nog eens ?, vroeg ik benieuwd.
Wie weet, zei ze, ik kom hier wel meer.
Welaan dan, tot ziens !, zie ik blij, en dacht, wel, wel, ik ook !
We namen afscheid van elkaar en trokken elk naar ons voertuig.

Ik was meer dan een half uur te laat op mijn werk.
Maar niemand merkte het.
Ik ga onder de middag nu veel meer shoppen dan vroeger.
Wie weet hé ?

zaterdag 6 september 2008

Pon en Dan

Ze kwamen uit Thailand, tenminste dat zeiden ze me.
Ze kwamen uit Thailand en ze spraken een kwakkelend soort van gebroken Engels dat ze, naar mijn bedroevend idee, uit een samenraapsel van slechte engelstalige B filmen bijeen gegaard hadden. Ze kwamen waarschijnlijk ook wel uit Thailand, maar niet uit het romantische rustieke groene deel van dat land, ook niet van aan de magische tropische kuststreek, die we uit de brochures van reisbureaus en vanuit reclamefilmpjes kennen.

Ze kwamen vanuit de ziekelijke en infectueuze voorsteden en achterbuurten van Bangkok, waar misdaad hoog tierde en beesten vaak beter af waren dan mensen. Waar verderf en vergrijp de enige adjectieven van leven waren. Beesten werden er vaak gegeten, vertelden ze me, mensen lagen vaak in de goot te rotten, wel dan, voor zoverre dat daarginds van goten sprake kon zijn. Het waren open riolen waar iedereen zijn was, zijn kookwater en zijn behoefte in deed. En niet alleen mensen. Het leven was er stinkend, katerachtig en een besmettelijke ziektes van allerlei aard, waren nooit ver weg. Ziekten en waanzin heersten er allom. Net als kleine misdaad, grote criminaliteit en traditionele maffiapraktijken. En net als het oudste beroep van de wereld.
Pon en Dan.
Ze waren beiden net twintig. Ze waren beide net twintig en ze hadden samen meer miskramen van deze wereld gezien, dan de meeste van ons, westerse individuen. Ik weet dat ze er meer van gezien hadden dan ik in mijn verrot leven, dat even lang was, als de som van de leeftijd van hen beide. Want ik leerde ze stilaan beter kennen. En hoe. Ze waren geindoctrineerd, geconditioneerd, zeg maar, zoals je een hond conditioneerd om buiten tegen de lantaarnpaal zijn plasje te gaan doen, en de rest van zijn behoeften wat verder in het gras van de wegberm. Mensen die de waanzin het dichts nabij zijn, denken vaak het helderste. En mensen die hun emoties niet meer kunnen dragen, spreken vaak onomwonden over de gruwel die hun leven is. Mensen die het kalmste blijven onder ons, zijn vaak zij, die het meeste te lijden hebben, of tegen wie de grootst mogelijke agressie is begaan. Gebroken mensen hebben vaak de meest heldere geesten. En ze spreken over hun ellende op een emotieloze toon. Alsof het iemand anders betrof. Zo ook, was het met Pon en Dan. Zo ook leden zij, zonder dat je het lijden zelf aan hen zag. Onbewogen, en met een nooit verdwijnende glimlach, stonden ze steeds voor je klaar. Als Aziatische Barbiepoppen. Ze voerden een act op, niet meer dan dat. Dacht ik vaak.

Ze waren twee Aziatische schonen, en geloof me maar, schoonheden dat waren ze, in alle betekenis die een redelijk mens aan dat woord geven kon. Ze zouden zo weggelopen kunnen zijn uit een frivole reklamefilm van Thai Airlines. In Thailand vond je vrouwelijk schoon te koop op elke straathoek, voor elke bar, en op al de stoepen die daar breed genoeg voor waren. Ze verkochten hun lichaam aan toeristen en zakenlui, soms, neen, meestal van heel bedenkelijk allooi, maar altijd voor te weinig geld. De professionele zakenman die Bangkok aandeed, verkoos het gezelschap van de luxueuzere hi-society call-girls die rondzwermden in de lounges en slaapkamers van de duurdere businesshotels. De kans op een "vieze" ziekte was bij hen immers een stukje kleiner. De gewone toerist was dan wel aan hen besteed. Samen met zijn diepste frustratie, voortkomend uit de dagelijkse sleur van het leven in het verwende en helse westen. En zijn extreemste en vulgairste drang. Het waren rondbuikige zwaargewichten die op hen wogen als lood, en hun ruggen en leden, pijn deden, bij elke beweging die ze maakten. En die pijn, ondergingen ze gedwee. Want ze hadden tenslotte een klant op die manier, en met hem, eenbescheiden inkomen.
Ze kenden hun stiel echt wel hoor. Dat mag gezegd. Ze konden een man de geweldigste avond van zijn leven bezorgen. Voor tweeduizend frank. En dat was een koopje in hun beroep. Voor een beetje extra meer bleven ze de nacht bij je inslapen, tot er ‘smorgends ontbeten werd. Je ging tweemaal samen met hen in bad en je werd gewassen, afgedroogd en vertroetelt als een pasgeboren baby. Ze behandelden je alsof je de laatste man op aarde was en je voelde je bij hen de koning te rijk.

Ze vormden mijn sexuele Rubicon, en de incarnatie van de momenten van mijn hoogste extase. Vleesgeworden fantasieën. Ze vervulden al mijn wensen, ze waren mijn godinnen uit de Oriënt. Ze vervulden al mijn dromen, de origine van bijna al van mijn uitzinnig genot. Wat ze konden met hun handen, met hun borsten en de rest van hun lijf, dat waren ondoorgrondelijke ogenblikken voor elke westerse vrouw. Geen enkele kon aan hen tippen. Ze bespeelden je lijf als was het een ultiem afgestemd instrument. Zo fijn, zo nobel en o, zo zacht en teder. Ze kneedden je spieren op zo een erotisch prikkelende manier, dat je relaxatie nog nooit in je leven, ooit zo een hoogtepunt bereikt had. Wie de “Decamerone” van Fellini ooit gezien heeft, moet weten dat zelfs deze prent nergens zo diep ging, nergens je zinnen zo streelde, en je nergens zo kon bevredigen, als de avonden én nachten die ik deelde, samen met Pon en Dan. Ze waren de liefelijkheid zelve, voor tweeduizend frank. Ze waren zo zacht, zo glad van huid, zo poezelig en glad geschoren. Ze waren de ultieme vrouwen, die eender welke man, natte dromen bij de vleet, bezorgen konden. Natte dromen, en de rest.

Ze gaven je het gevoel dat je als man, hun heer en meester was, dat ze je gehoorzaamden op al je wenken, en dat ze volledig ten dienste stonden van je persoon en je verwachtingen. Ze gaven je echt het gevoel over macht te beschikken, zonder daarbij de nadruk op misbruik te willen leggen. Ze zagen er fantastisch uit. Met hun lange donkere haar. En je kreeg het gevoel dat ze je de ware liefde gaven. Alle liefde die in hen zat. Ze wilden je allebei behagen, bij hen voelde je jezelf pas goed, en je begeerde hen allebei en samen. Je voelde binnen in jezelf, die dierlijke lust steeds groter worden, je voelde die zwellen van klein naar groot, om je, op het laatste moment, niet meer de mogelijkheid te laten om je in te kunnen houden. Dan verhardde je penis tot die trotse boomstam, waar iedere man fier op is. En je voelde je wildste lusten groter worden. En nog groter. En dan verloor je de controle. Dat passief neer liggen na al die intiemste en meest intense strelingen te ondergaan, kon je niet meer uit houden. Je moest en zou hen beklimmen. Samen of een voor een, het kon je niet meer schelen. Dan legden zij zich gedwee en onderdanig op hun rug. Het ene hoofd aan het voeteinde, het andere met haar hoofd aan het hoofdeinde. En dan kon je beginnen rammen, alle openingen waren goed. Je drong hun kut binnen, en je onderging een warme extase, haast het toppunt van genot. Een warme en welgekomen; omarming van je lul. Hun kutje opende zich als op commando. En het was geweldig. Je kon op hen beuken, en blijven beuken, je kon hen harder rammen, en op hen blijven doorrammen, heviger dan eender welke andere vrouw. Verder, uitgebreider en dieper. Je ging op hen te keer als een bezetene. Je zwierde hun benen over je schouders, en neukte hen, en het zweet droop van je rug. En je bleef maar rammen. Steeds dieper en dieper, steeds harder en harder. Van de ene opening naar de andere. Van mond – wat voor zalige tongen zij hadden – naar een kut en terug. Van hun kut naar hun kont en terug. Je zou willen blijven rammen tot aan het einde van je leven. En je climax steeds verder uitstellen. Want je wou zo lang mogelijk, zo diep mogelijk binnen, in hen blijven. En hun intiemste delen beroeren. En je bonkte in hen, steeds weer op en neer, zo diep naar binnen als je maar kon. Hoe dieper hoe liever. En hoe groter je genot. Hoe het kwam, ik weet het waarlijk niet, maar wanneer ze voelden dat je ver aan je einde was, dan werd het geheel nog intenser. Want dan stak één van hen haar vingertjes bij je naar binnen, en streelden en duwden alzo, tegelijk zacht, intens en diep op je prostaat. Je genot steeg zo op een haast nooit bereikte hoogte. En dat was dus echt zo. Je schoot al je hete en onhoudbare zaad dan op het ritme van hun vingers diep in een kut, of in een mond, of in een aarsopeningetje. En je ging bijna uit je bol. Je brulde het uit als een bitsige stier, als een loopse leeuw, als een brullend damhert. Knallend vuurwerk in je hoofd. En diep in je onderbuik. Je hartslag bereikte zijn hoogtepunt en je stokte naar adem. En ze ondergingen dat allebei steeds, hoe dan ook, met die onverbiddelijke glimlach op hun mond. Ik wil ervoor tekenen, om zo dit leven te mogen verlaten, om op die manier te mogen sterven. Met hen in mijn armen, of beter nog, onder mij. Ik snuif nu nog hun ondefinieerbare geur, hun oosters parfum. Ik ruik nog hun zachtaardigheid en hun goede intenties tegenover mij. En die gedachte doet steeds weer iets groeien.


Voor iedereen wiens blik met ontevredenheid op oneindig gericht is, is elk nieuw jaar steeds gevuld met diezelfde shit. Wie geen zonnetje in zijn leven heeft, ziet alleen maar wolken en duisternis. Vaak zie je steeds hetzelfde voor je ogen. Steeds dezelfde ellende. En dat is altijd je eigen ellende. Nooit je fantasie. Want de realiteit is vaak wreder, dan al je wildste fantasieën samen. En ellende is steeds onbeschrijfelijk. Voor iedereen is zijn eigen ellende immers, de grootste van de wereld. Een ander zijn miserie is nooit zo erg als die van jezelf. Je leven hangt vaak vol spoken, en spookachtige gedachten. Maar zulke spoken verdwijnen niet, ze worden een onderdeel van je. Ze gaan je leven zelfs leiden, als je hen dat toelaat. En je verkilt. Diep binnen in. Uit de ogen van Pon en Dan, sprak soms ook die gruwel. En die gruwel was niets meer dan de gruwel die het leven voor sommigen onder ons is. Als ze me verhaalden over het leven dat ze ginder hadden, en over het leven dat ze hier hadden. Mannen zijn klootzakken, waar ook ter wereld ze zich bevinden, en eender welke kleur ze hebben of eender welke taal ze spreken. Mannen willen vrouwen overheersen, wat ook hun overtuiging is. Dat zal wel altijd in de geschiedenis geweest zijn hoor, maar daar bestaat geen enkel excuus voor. Het mag niet zijn dat vrouwen de mindere zijn van mannen. Maar gelijkwaardigheid hebben Pon en Dan nooit gekend. Ze waren steeds verrast van het beetje goedheid dat ik voor hen toonde. Of van het goedkope boeketje bloemen dat ik hen meebracht. Voor dat zakje bonbons. Ze hadden dat nog nooit gezien. Hun pooier bleef steeds innemend op de achtergrond, in de bijkeuken, dicht bij het geld. Hier was hun pooier blank, maar in Bangkok was hij even tanig van kleur als zij beiden. Pooiers zijn in alle landen thuis. Hun ruggen toonden nog vage sporen van geheelde zweepslagen. Het was gebruikelijk, vertelden ze me, dat, wanneer je bij hen als dertienjarig kind geen zin in mannelijke contacten had, je bestraft werd met de zweep. Of met brandende sigaretten. Als straf kreeg je ook wel eens een baseball bat naar binnen gestoken. Of iets dergelijks. Maar ook wel hele vuisten. Of voeten. Een vriendinnetje van hen kreeg zelfs zoutzuur in de ogen, en in haar genotsgrot gegoten, vertelden ze me nog. Met een trechter. De marrollen van Bangkok, daar was het pas wreed leven. Voedsel was er vaak niet genoeg, als je het dan betalen kon. Maar ook hier hadden ze het wel moeilijk. Van elke drieduizend frank, hielden ze er elk maar vijfhonderd over. De rest was voor het huis. En van die vijfhonderd frank per klant moesten ze leven. Uitbuiting is van iedere wereld. Zeker van hun wereld, en evenzeer van de onze.

Ze bezorgden me momenten waar de wereld bij in het niets verzonk. Momenten waarop de hele wereld mij geen bal meer schelen kon. Ik was nog jonger toen, en nog niet wijs. Ik was onschuldiger toen, maar niet snel tevreden. Ik hield van vrouwen, voor wat ze met mij deden. Ik was jonger toen, maar ik dacht reeds als een oude man. Ik was zeker niet zo slim toen, en toch zo tevreden met mezelf. En ik ben nu slimmer geworden, en niet meer zo erg tevreden met mezelf. Denk ik. Het leven is niet gemakkelijk, en niet alleen voor Pon en Dan. Het leven kon iemand in vernieling achterlaten, en toen dacht ik, kijk maar naar Pon en Dan. Dacht ik. Ik dacht, ik profiteer maar van hun lijf en bevredig al mijn lusten. Ik verwachtte dat ze tevreden waren met mijn klandizie, wat wist ik beter. Ik was jonger toen. En meende de wereld te grijpen op zijn smalste deel. Wist ik veel, toen. Wist ik veel dat ze eigenlijk een uitweg zochten. Wist ik veel dat ze eigenlijk naar geluk zochten. Wist ik veel dat ze net hetzelfde zochten, als ieder ander mens, en zelfs net hetzelfde als ik toen. Wist ik veel, dat ze gewoon uit dat onverbiddelijk leven wensten te stappen. Maar ze kenden geen ander leven. Angst voor veranderingen, angst voor het vreemde, angst voor vrijheid. Ik was jonger toen. Ik wist, dat ik hen begreep, maar hoezeer begreep ik hen. Ik wist, dat ze mijn verslaving waren, voor maar tweeduizend frank. Ik wist, dat ik hen kocht. Ik wist, dat ze een koopje waren. Ik wist, dat ik hen gebruikte. Ik wist, dat ik mijn lusten op hen botvierde. Ik wist, dat ik van hen profiteerde. Wat wil je, ik wist toch dat ze hoeren waren ? En het ging om mijn zaad, dat ik kwijt wou, het was toen eender in welk gat. Ik wist, dat het me goed deed. Ik wist, dat ik ervan genoot. En ik wist, dat ze betaald waren. En ik wist, dat daarmee de deal rond was.
Wat zeg ik allemaal, ik wist zoveel.
Dacht ik.
Als ik op dat alles terugblik, ben ik verbaasd over mijn toenmalige naïviteit. Om mijn onverschilligheid, om het idee, dat ik toch om hen gaf. Ik weet wel beter, nu. Of ten minste, dat denk ik toch. Ik gaf niet om hen, ik gaf alleen om mezelf. De rest kon me gestolen worden. Dat besefte ik pas later, veel later. Ik kwam vaak bij Pon en Dan, bijna wekelijks. En ik had het goed bij Pon en Dan, zo herinner ik me het toch. Maar ik ben wijzer, nu. En ik denk wel een beetje anders, nu. Ik frequenteer dat milieu nu niet meer. Want ik weet wel beter, nu. Denk ik toch. Ik weet nu, dat ze, net als ik trouwens, de producten van hun tijd, hun milieu en hun origine waren. Dat het lot dat ze beschoren waren, het lot van miljoenen is. Toen, en zonder enig twijfel, nu ook nog. En dat ze menselijke wezens waren, net als ik. Ik had ze toch eens bij mij thuis kunnen uitnodigen, en hen ontvangen op een festijn. Waarom deed ik dat toch niet? Waarom gunde ik hen geen pleziertje ? Ik bekijk de wereld, en mijn herinnering aan hen, uit een meervoudig, en breder standpunt, nu. Zouden ze wel gekomen zijn, toen ? Zouden ze mogen komen zijn ? Zouden ze zich niet geschaamd hebben, zoals een gewone arbeider zich schaamt en zich verstoppen wil, op het feest van zijn baas ? Zou ik hen überhaupt uit hun leven kunnen halen hebben ? Zouden ze dat echt zelf gewenst hebben ? Zouden ze wel iets anders willen doen hebben ? Je kan vastgroeien in gewoonten. Ik weet dat ik de klok niet terug draaien kan, hoe zeer ik dat ook zou wensen. En ik weet dat ik de wereld niet eigenhandig veranderen zal, maar wat is er mis aan proberen ? Ik weet hoezeer ik de wereld zou willen veranderen, maar doe ik er geen poging toe, op deze manier ? Iedereen doet wat hij kan. Nietwaar ? Ook u. Of niet ?

Mijn wipjes met Pon en Dan, ze spreken tot de verbeelding. Die onderdanigheid van hen, was de ultieme fantasie van elke man, dus ook die van mij. Mannen zoeken die vervulling dagelijks bij alle vrouwen. En ik had die toen gevonden bij Pon en Dan. En dat streelde mijn ijdelheid, net als die het ego van anderen strelen zou. En ze bedienden je echt op hun wenken. Als je een tong in je kont wou, staken ze die van hen er schaamteloos in en likten ze je proper.

Op een avond stond ik weer voor de woning waar ze werkten. Alle licht waren uit, alle gordijnen waren gesloten, en het lampje naast de deur, dat je altijd welkom heette, was eveneens gedoofd. Op mijn bellen werd niet gereageerd. Niemand kwam opendoen. Toen ik voor de tweede keer belde, viel mijn oog op de zegels die op de voordeur kleefden en op een gele brief die naast de deur op de gevel geplakt was. Het was een geschrift van de gerechtelijke politie. Dat dit huis wegens onderzoek naar frauduleuze praktijken gesloten was, de bewoners gearresteerd en dat het onderzoek nog lopende was.
Toen ik van de eerste schrik bekomen was, en een beetje sip, beteutert, en een ook wel een beetje treurend, terug naar mijn wagen wat verderop stapte, dacht ik even aan een liedje van Jacques Brel:

Mourir pour mourir,
je veux mourire de ivresse,
car mourir d’amour
ce n’est que mourir a moité.

Mourir pour mourir,
je veux mourir sans tendresse,
car mourir d’enieu,
ce n’est que mourir pour la vie.

Je veux finire ma vie,
avant q’elle soit vielle,
entre les que des filles
et les queues de bouteilles !


Ik heb ze nooit meer gezien, mijn Pon en Dan.
Ik weet niet wat er van hen gekomen is, ik weet niet waar ze zijn, en ik weet eigenlijk ook helemaal niet of ze nog zijn. Soms is het leven erg. Soms krijgen we zo een schok van het leven. Soms trapt het leven ons wezenloos. En soms laat het leven ons volkomen onverschillig.
Ik weet niet wat er met Pon en Dan gebeurt is, toen. Zijn ze nog in ons land, of zijn ze naar het buitenland versast geweest ? We zijn nu twaalf jaar later, en ik zal het wel nooit te weten komen. En dat vind ik best jammer.
Heel erg jammer.
Of niet ?

donderdag 4 september 2008

De tandwieltrein van hovaardigheid



Je kijkt wel eens terug op je leven.
Ik weet niet hoe dat met u zit.
Maar ik doe dat wel eens.
Dus, ik ga ervan uit, u dus ook.
En hoe ouder ik word, hoe vaker me dat gebeurt.
Je staat ergens in je leven, en je blikt terug.
Je wil weten hoe het nu eigenlijk kwam, hoe het komt dat je aanbeland bent, daar waar je nu bent. Hoe je van gisteren tot vandaag bent geraakt.
Je overloopt snel een paar jaren, of je overloopt al even snel een paar tientallen jaren.
En je houd een algemene indruk over.
Of niet.
Soms zie je alleen maar de fun en de leute die je gehad hebt.
Soms zie je alleen maar het verdriet en de ellende.
Soms zie je de up en downs.
En soms zie je de contrasten die eigen zijn aan jouw leven.
Gewoon, omdat contrasten, tegenstellingen, net als die ups en downs, des levens zijn.
Ze staan tegenover elkaar, ze zijn antipoden.
Net als succes tegenover tegenslag slaat, zo staat onze zelfwaardering tegenover de lange lijst fouten die we onszelf toeschrijven. Want die fouten, die hebben we allemaal wel is begaan, of we ze nu tegenover onszelf toegeven of niet. Ze zijn er wel. Ook al proberen we ons eruit te praten, of de schuld elders, of bij iemand anders te leggen. Ook al doen we dat hoffelijk, het blijven fouten waar we excuses voor proberen te verzinnen.
Ja, je kijkt dus wel eens even terug op je leven.
Je maakt een soort van balans op.
Je kijkt naar de baten en de lasten, zoals een perfecte boekhouder dat zou doen.
En wat heeft het je opgebracht ?, vraagt je jezelf dan af.
Wel, ik weet dat niet echt voor u.

Ik weet dat wel voor mezelf.
En , geloof me vrij, dat is niet bijster veel.
Ik overdrijf niet.
Om te beginnen heb ik nu wel mijn huisje.
Allez, ik wil zeggen, ik heb een deel van mijn huisje.
De rest is nog van de bank.
Maar al wat er in staat, ja, dat is al wel volledig betaald.
Dus dat is pas echt helemaal van mij.
En ik heb mijn vervoer.
Een oude berlingo, die al wat bejaard begint te worden als je zijn leeftijd weet, en eigenlijk al heel erg bejaard is, als je zijn kilometerteller eens bekijkt.
Ik heb mijn motorfiets, de grootste vreugde in mijn leven.
En ik heb mijn vrouw.
Al kan je moeilijk een vrouw door een bezittelijk voornaamwoord laten vooraf gaan, ondervind ik.
Met een vrouw is het net zo als met kinderen trouwens, ze zijn nooit van u.
En zeker niet van u alleen.
Maar dat gaat zo met mensen, dus dat gaat zeker zo met vrouwen.
Voor de rest, wel, ik heb nauwelijks vrienden.
Al mis ik dat niet.
Ik ben vrij extreem van opvattingen en ideeëngoed, en, het is alom bekend, dat helpt niet echt goed in het maken van vrienden. Maar dat geeft niet, ik zie mezelf al heel men leven vrij graag als een eenzame wolf. Zonder zijn spreekwoordelijke schapenvacht. En wél met scherpe tanden. Ook al zijn het valse. In die rol voel ik mij opperbest. Zonder dank. En ik vorm me dan ideeën en gedachten, en meningen en opinies over alles en nog wat, en ook wel mensen, maar steeds van op een comfortabele afstand. En soms ook van vrij dichtbij. Soms zelfs van te dicht bij. Ja, soms is het frustrerend je ongecultiveerde talenten niet aan de wereld te tonen, en soms is dat maar goed ook. Niet iedereen is opgezet met jouw mening over ditjes en datje. En zeker niet met je mening over henzelf. Onontgonnen talenten liggen aan de bron van menig grandioos idee. Maar niet iedereen is gebaat met ideeën. Alleen maar als ze der zelf munt uit kunnen slaan, of een andere vorm van profijt.
Wat ik merk rondom mij, is dat vele ambities stranden in frustraties.
Want ideeën monden niet steeds in realisaties uit. Alleen maar bij de happy few.
En frustraties regeren een groot stuk van de wereld.
Kijk maar eens naar uw baas.
Als je goed kijkt zal je het merken. Ook al ben je je eigen baas.
Want je werkt nooit voor jezelf he, wel voor het geld. Iedereen zoekt naar succes, of beter, naar de sleutel tot succes. En iedereen denkt dat hij of zij, zelf de aard en de inhoud van dat succes bepaald. Niets is echter minder waar, de maatschappij bepaald de inhoud ervan, of beter, wat dat die maatschappij en onze opvoeding in ons projecteert.
Het opmerkelijkste, en ook het meest frustrerende voor die “kijker op afstand”, is dat onze maatschappij beheerst word door concurrentie en competitie. En eigenlijk zijn beide woorden een beetje synoniemen van elkaar. Zeker als je er even over nadenkt. Of beter, ze lopen naadloos in mekaar over.
Want, zeg nu zelf, wat is competitie ??
Competitie is iets dat we meekregen toen we nog, een miljoen jaar geleden, als beginnende mensen, in onze grotten woonden of er probeerden in leven te blijven.
Toen was er de drang en de competitie de natuur te overwinnen, belangrijk voor het overleven van onze soort. De koers naar eten. Hij die het meeste beesten kon doden, had het meest te eten. Voor hem en zijn nageslacht. Zo simpel was het. Dat is de oorsprong van de competitie, de oorsprong van de drang naar succes, de oorsprong van de eerste te willen zijn, ligt hem in de drang om het voortbestaan van de soort veilig te stellen. Want alleen de eerste en de meest succesvolle is goed genoeg. Die heeft aanzien. Die krijgt nageslacht.
En de wereldbevolking denkt anno 2008 nog steeds in die termen.
Succes doet mensen opkijken, en er zich aan spiegelen.
Alleen gaat het gewoonweg niet meer om het aantal gedode beesten. Succes weerspiegelt zich, vandaag, bijna net als 20000 jaar geleden, in macht. Al was dat toen de macht van de stenen kei, de macht van de knots of de macht van speer en boog, nu gaat het om de macht van het geld, de macht van bezit en eigendom. En macht, vermoord al wat het aanraakt. Slagschepen, kanonnen, vliegtuigen en raketten, stuk voor stuk zijn ze de verlengstukken van de biceps van onze rechterarm geworden. Mooie vooruitgang, niet ? Technisch zitten we zeker en vast in de éénentwintigste eeuw, dat staat als een paal boven water, maar geloof me vrij, emotioneel zitten we nog steeds in onze grotten. Onze emoties volgen onze wetenschap niet, en ons gemoed onze technologie evenmin. Onze relationele ontwikkeling loopt eeuwen achter op onze technische. En daar zullen we als ras, vroeg of laat, grandioos, de onvermijdelijke dupe van worden. In zoverre dat we dat nog niet zijn.
Eigenlijk is alles in een mensenleven, en in extensie in de mensengeschiedenis, niets meer dan een zoeken naar evenwicht. Het is een grote wereld, en al word hij alle dagen kleiner, het is nog steeds een wereld waarin utopisch idealisme staat tegenover arrogante betweterij en flagrant machtsmisbruik. En waar zit het evenwicht, vraagt u zich met mij af ? Wel, om eerlijk te zijn, ik denk ook niet dat het er is. De balans slaat het ene moment in de ene richting uit, om het volgende moment helemaal van richting te veranderen. En steeds draait het om wisselende belangen. Dat was zo ten tijde van de eerste pyramidebouwers in Atlantis, later in Mesopotamie, nog later tijdens de Franse Revolutie en het paar wereldoorlogen dat we versleten hebben. En dat is vandaag nog het geval. Eigenbelang en de wet van de sterkste. Want er is niet één goede weg, er is niet één goede richting, net als er geen goede sleutel tot succes bestaat of er een eenduidige waarheid bestaat. Er is geen universeel antwoord op alle vragen. Net als er geen universele tragedie volgt uit alle onheil. Maar alle onheil veroorzaakt wel tragedies. Er bestaat immers niets als een universele tragedie, he, iedereen heeft immers de zijne. Alleen zij, die bij wijze van spreken samen met de moedermelk, zachtmoedigheid in zich hebben gekregen, vinden hun geluk in kunst. En die groep word gelukkig, steeds groter. Maar het overgrote deel van ons mensenras zoekt het elders. En meestal is dat in macht in al zijn vormen en aspecten, in de weelde, die vaak met die macht samengaat, of in wetenschap. En de groep die voor het laatste kiest, word al even gelukkig, ook steeds groter.

Het geluk is niet meer dan een heel bescheiden schim van al wat hierboven staat. Bovendien is het een waarheid als een koe, dat alle zoete dingen des levens een bittere nasmaak op de tong hebben. Iedere bloem verwelkt, en nog sneller als we ze plukken. Hooglopende emoties sterven vlug. En net als bij die bloem, vergeten we snel de doornen die ons prikten, toen we die mooie roos van zijn stam afsneden. Dit is een geweldige metafoor voor het leven. We vergeten graag onze kwetsuren uit het verleden, en verheerlijken dan onze mooie herinneringen. Het verleden hebben we beleeft en meegemaakt, van de toekomst kunnen we dromen. We hunkeren steeds naar wat we niet hebben, en zijn nooit tevreden met wat we in handen hebben. Dat geeft ons de aanzet om, wat we al hebben, te veranderen. En dat is de basis van al wat we evolutie zijn gaan beginnen noemen. Met geluk is het net als met bezit, het staat in de hoek naast ons, maar we kijken eraan voorbij, omdat het nooit genoeg is. Met macht is het overigens net als met geluk, je krijgt er nooit genoeg van, en je weet nooit welke dosis volstaat. Alleen dat ze alsmaar groter moet zijn en groeien moet. De basis van alle macht stinkt eigenlijk bijzonder veel naar egotisme. En aan elke hoeveelheid ervan zit een reukje. Want eerlijk is ze nooit. De duivel van deze verdorven mateloosheid noemt hovaardigheid. En hovaardigheid loopt steeds uit op verval. Kijk maar eens terug in de geschiedenis en zie hoeveel dictators door hun volk verkozen en of geëerd werden, voor de consequenties van hun beleid duidelijk worden. .
Het is deze hovaardigheid die van geschiedenis en toekomst, een terugval naar barbaarsheid maakt. En als ik links en rechts rondom mij kijk, zie ik die barbaarsheid stilaan de bovenhand krijgen. Stilaan zeg ik. Want dat zie je immers eerst in kleine dingen. Zo begint het. Buschauffeurs krijgen molotovcocktails op hun voorruit gesmeten. Naties dringen andere naties binnen om hun elementaire rijkdommen als de hunner op te eisen. Regimes worden veroordeelt omdat hun goden niet overeenstemmen met de meest gangbare. Zeg me, wat zijn de meest gangbare goden anders ? Door de toenemende welvaart begint de weelde van onze samenleving onze fysieke en morele grondvesten te verstoren. Levensvreugde vinden we niet meer zoals eertijds in het werk dat we met onze handen verrichten, we zoeken naar fysieke bevredigingen. Naar de bevrediging van onze lusten. Zijn die misschien anders geworden dan vroeger. Wel, neen. Maar in vergelijking met die mooie oude tijd, zien we dat onze grenzen vervagen, onze morele grenzen verschuiven steeds verder naar extremere horizonten. In deze steeds kleiner wordende wereld, vervaagt het gevoel van het gemeenschappelijk belang, we zijn geen maatschappij meer, maar een wereld vol egoïsten die naast elkaar leven. Daarom is, in een wereld met ongezien communicatiemiddelen, de eenzaamheid nog nooit in de geschiedenis van het mensenras, zo groot geweest.
U ziet het, veel aspecten van het leven passen in mekaar, net als de tandwielen van een versnellingsbak.
Maar zonder de gepaste olie, en zonder degelijke roulementen, loopt de beste versnellingsbak vast.
En dan is hij stuk.
Onherroepelijk.