vrijdag 8 augustus 2008

Vogelen maar ...

of hoe ik op een kerkhof met vogeltjes sprak


Ik ga wel eens een wandelingetje doen.
In de stad, in een park, gewoon wat rondkijken.
Naar het schijnt is dat bovendien goed voor je fysiek.
Dus das mooi meegenomen.
Maar ik speel graag een beetje vals.
Een aantal jaar geleden zijn we immers verhuisd.
We wonen nu ergens buiten de stad.
En das een flink eind.
Dus ik ga nog wel eens wandelen in de stad, of in het park.
Maar ik speel dan een beetje vals.
Ik durf wel is de wagen nemen.
Of zoals vandaag, het openbare vervoer in de vorm van de bus.
Dat scheelt.
En ik neem graag het openbaar vervoer tot in de stad.
Je komt daar is mensen tegen.
En ik ontmoet graag mensen.
Niet echt om er lange filosofische babbels mee te doen, al heb ik graag een al dan niet vluchtig gesprek met ze. Soms wissel ik wel eens enkele woorden met een mede passagier, soms zelf hele zinnen. Vaak is dat dan over alledaagse en banale dingen. U weet wel, het weer en het nieuws. Neen, niet alleen daarom neem ik graag het openbaar vervoer, ook omdat ik graag mensen gadesla. U weet wel, mensjes kijken.
Dus, ik rij wel eens bus.
De bushalte is op wandel afstand van mij thuis, dus doe ik al even een kleine wandeling tot daar. U weet het nog wel, das goed voor onze fysiek. Naar het schijnt.
Maar vandaag had ik een beetje pech.
Het zat me even tegen.
Dat heeft iedereen wel eens voor.
Toen ik de halte op minder dan honderd meter genaderd was, zag ik de bus wegrijden.
Even twijfelde ik, zou ik toch naar de halte gaan, of rechtsomkeer maken ?
Ik vertraagde even, en besloot dan resoluut voor het eerste te kiezen, ik was nu toch onderweg met het voornemen een tijd het huis aan mijn vrouw te laten, dit voorval was niet van dien aard om op dat voornemen terug te komen. Dus ik begaf me naar de bushalte. En ik bekeek even de uur regeling. Twee maal per uur een bus. Een snelle rekensom leerde me dat er dus over een kleine dertig minuten een volgende lijn bus zou passeren. Nu was ik niet direct zinnes om een half uur bij dat paaltje te blijven staan. En als een ijsbeer over en weer lopen zit eigenlijk niet in mij. Ik ben immers eerder een brombeer.
Zei ik u al dat de bushalte zich naast een kerkhof bevind ? Wel, dat is dus zo. Het leek me een kleiner kerkhof, echt onze kleinere deelgemeente als de onze waardig. Ik had er nog nooit een voet binnen (of is het op) gezet, en deze kleine tegenslag gaf me plots kans en tijd om aan deze tekortkoming te voldoen. Dus ik stapte op dat kerkhofje af. Ik merkte dat er een gemetste ommuring rond gebouwd was in oude donkerrode bakstenen. Aan de ingang was dat muurtje hoger. Een grote stalen poort verschafte toegang tot het kerkhof. Mooi smeedijzer en goed onderhouden. Ze had duidelijk dit voorjaar een schilder beurt gehad. Ik opende dat poortje en stapte de gewijde grond op.
Ik wou dat ik iets kon zeggen als “Gewijde stilte viel over mij” of zo, maar neen, dat gebeurde niet. Echt niet. Ik was er haast een beetje door teleurgesteld. Het geluid dat van voorbijsnellend verkeer en de verder weg gelegen spoorweg kwam, werd helemaal niet gedempt. Dus helemaal geen stilte te bekennen. Ik slenterde over het kerkhof. Van de ene hoek naar de andere. Tussen de graven door, soms over kleine verharde wegjes, soms over aarden paadjes. Een eindje verder merkte ik op dat, aan de achterste rand van het kerkhofje, een partijtje struiken met een paar bomen stond, en dat dezen geflankeerd werden door een klein stukje gras met een bank of drie op. Vermits ik nog ruim twintig minuten had, en me best even wou zetten voor korte periode, besloot ik die richting uit te wandelen. Ik doorkruiste dus het kerkhofje en nam een paar namen opnieuw in me op. Wel wel. Erg veel Jakobussen lagen er hier. Sommigen onder de groen zoden, sommigen onder eenvoudige zerkjes, maar enkelen zelfs onder een heus praalgraf, die eigenlijk mini-kapelletjes waren. Duidelijk een grote familie die zich ooit in betere tijden, aan beide kanten van de maatschappij bevonden had. Armer en rijker. Wat waren deze rijkeren dan hier meer dan de armeren, vroeg ik me mijmerend af ? Ik verliet het kleine paadje om een groter wegeltje in te slaan, richting rustplek. En ja hoor ook hier lagen een paar Jakobussen's op hun laatste plekje. Voorwaar een grote familie.
Er vlogen vrij veel kleinere vogeltjes kwetterend over het kerkhof. Dat merkte ik al eerder op. Ze fladderden er op los dat het een lieve lust was. En hoe dichter ik bij het parkje kwam, hoe meer het me opviel. Ze hadden er duidelijk zin in. Nu ken ik echt niks van ornithologie en aanverwante leren hoor, ik ben echt geen vogelkenner. Maar ik dacht nu echt niet dat het ordinaire stads mussen waren. Alhoewel, ik zei reeds, ik ken niks van vogels. Ik kwam aan in het parkje en merkte dat het zeer goed onderhouden was. Overal was de zoom van het grasperkje mooi bijgesneden, het gras kort getrimd en de borduren mooi geschoffeld. In het geschoffelde gedeelte hielden de vogeltjes vrij spel. Ik vermoedde dat er, net door dat schoffelen, flink wat kleine insecten en ander ongedierte boven gekomen was,en ze zich er luidkeels aan te goed deden. Ik aanschouwde dat schouwspel op een kinderlijke wijze, en zette me neer op de tweede bank. Het leek me evident niet op de eerste bank te gaan zitten, vermits net die vogeltjes er een en ander op gedeponeerd hadden, waarmee ik nu niet echt nader kennis wilde maken.
Ik vleide me dus neer op de middelste bank en liet een bedeesde zucht. Ik aanschouwde het tafereel. Ik zat in een mooi perkje, goed onderhouden en op dit moment een paradijs voor vogeltjes. Een dartel gefladder omringde me en een ijverig getsjilpt omringde mij tegelijkertijd. Verschillende vogeltjes omringden me. Sommige waren kleiner, en hadden een veelvoud van bruine schakeringen, anderen waren iets groter en droegen een eenkleurig zwart uniform. Sommigen hadden zelfs een gele bek. Maar allen hadden ze gemeen dat ze ijverig bezig waren met het vergaren van alles en nog wat. Op nog geen drie meter van mij zat een kleiner vogeltje dat aan een takje aan het trekken was. Het trok en sleurde er maar aan, maar het had zich duidelijk mispakt in zijn werktuig. Vergeleken met hem was het takje enorm, en in mijn ogen duidelijk te groot voor zijn formaat. Het trok en rukte eraan, probeerde ermee weg te fladderen, maar het lukte hem maar niet. En hoe meer moeite hij deed, hoe zenuwachtiger hij werd. Ja, viel me op, ook vogeltjes kunnen zich duidelijk ergens kwaad in maken. Nog thans was er aan kleinere stukjes takjes geen gebrek. Onder het struikgewas lag er legio kleine en grotere takjes,het resultaat van een duidelijke snoei. Maar dat gevleugeld vriendje daar, dat trok en sleurde maar dat het een lieve lust was. Aan een takje dat niet wijken kon en wou. Ik had er medelijden mee, en tegelijk eerbied en respect voor de inspanningen die hij deed. Hij zou het niet gouw opgeven.
Probeer het eens met een kleiner takje, zei ik hem stilletjes.
Het vogeltje hield even op met trekken. Het keek me even aan, je zag hem gewoon denken, en begon dan terug met volle overtuiging aan dat stokje te trekken.
Er liggen daar toch wat kleinere takjes, probeerde ik opnieuw, die kan je zeker beter meester dan deze.
Opnieuw stopte het vogeltje even met zijn activiteiten.
Het keek me even doordacht aan met een onderzoekende blik.
O, zei hij, meneer weet het beter.
Excuseer, zei ik even geschrokken.
Ik wist niet dat u kon spreken, voegde ik er schoorvoetend aan toe.
Ah zo, gaf het diertje me van repliek, u weet niet dat vogels kunnen spreken, maar u veronderstelt wel zomaar dat deze twijg niet voor mij geschikt is?
Oei, excuseer, was al wat ik er kon uitbrengen. De dierenwereld zit ook raar in mekaar, dacht ik plots.
Ja ja, antwoordde het vogeltje dat nu pas goed op dreef leek geraakt, zoals mijn oude vader vroeg zei, drek en excuses, dat hebben we allemaal, maar met het verstand is dat wat anders !
Dat gaat op voor vogels én voor alle beesten, voegde hij er nog aan toe.
Ik was even op mijn tenen getrapt, dat beest noemde mij dus een dommerik !
Ja maar, probeerde ik opnieuw, je hoeft toch niet veel verstand te hebben om te zien dat dat takje veel te zwaar voor je is. Je gaat dat nooit kunnen tillen beste vriend !, herpakte ik me met een glimlach.
Kijk maar is aan !, riep mijn gevleugelde vriend uit, Weer een mooi voorbeeld van verkeerde deductie !
U denkt gewoon van “zie de Feltie zit eraan te rekken, dus wil hij ermee gaan vliegen”, maar u zit mooi fout meneer ! Ik wil der helemaal niet mee gaan vliegen ! Toch niet met heel die stok ! Zo dom ben ik helemaal niet ! Maar neen, das weer een treffend voorbeeld van hoe eigenwijs mensen kunnen zijn ! En hoe bijziend ! Ik wil gewoon een stukje schors van dat takje trekken omdat daar een dikke larve onder zit, die ik toevallig lekker vind ! Mag ik misschien ! Maar neen ! U moet u er zo nodig mee moeien ! Wie denkt u wel dat u bent ? Meneer allesweter misschien ? Meneer niksweter, dat zal het eerder zijn !
Hij moest even adem halen achter deze litanie.
Ik viel echt in verbazing na deze scheldpartij.
Uw vader heeft u duidelijk geen beleefdheid bijgebracht, bracht ik er schamper een beetje kwaad uit.
Meneer is duidelijk niet geïnformeerd hé, reageerde Feltie duidelijk geërgerd, bij vogels brengt de moeder de kuikens beleefdheid bij meneer, niet de vader ! Maar mijn moeder is vroeg moeten gaan meneer, omdat ze door een flippende mens geschoten en de nek omgewrongen werd. Zo ben ik groot geworden zonder moeder en dus zonder beleefdheid ! Tevreden met dat antwoord ?, schold hij me in een teug mijn huid vol.
Nou, zei ik nog een beetje meer geërgerd, dan heb ik mij vergist.
En het spijt me oprecht., zei ik hem, ik ken misschien niks van vogels af, maar wel iets van fysica. En dat zei me al dat dat stokje te zwaar voor u was. Sorry hoor. Ik wens u nog smakelijk eten verder !
Mijn gevederde praat gast keek me even met een schuin hoofdje aan. Hij leek me even diep na te denken. Of binnensmonds te zitten mompelen.
Meneer weet ook wel niet wat honger hebben is hé !, floepte hij der uit.
Ik heb overdreven zin in die made, ok !, en ik zal ze hebben ook !., zei hij me met de nodige allure.
Ga vooral uw gang, zei ik een beetje grinnikend, ik lust geen rupsen !
Het vogeltje keek even schuin naar zijn takje.
Blijkbaar merkte hij dingen op die ik niet zag, of vanuit mijn zitpositie gewoon niet zien kon.
In een flits stond hij terug bij het stokje, sprong er gezwind bovenop, en met een knik van zijn bovenlichaam had hij een grote bleke vaalgroen made vast.
Ze kronkelde met angst voor lijf en lede in zijn ranke snavel. Help ! Help !, riep ze luid, terwijl ze geplet werd door de scherpe bek op Feltie's kop.
Hij sloeg zijn hoofd helemaal naar achter en hoepla, de made verdween in een keer naar binnen.
Hij smakte luid en schudde even het hoofd.
Nou, zei ik, dat smaakte, het zag er zelfs voor mij een lekkere rups uit ! , ik probeerde zijn sympathie een beetje terug te winnen, en het gesprek, na die maaltijd, terug op gang te krijgen.
Maar in plaats daarvan vloog hij op en landde, haast direct daarna, op de rugleuning van de bank naast mij.
Meneer niksweet leer het niet he !, schold hij plots terug, Ik zei reeds dat het een larve was, een larve van een zilvermot om precies te zijn, die zijn pas echt lekker ! Maar neen, meneer ziet nog niet het verschil tussen een rups en een made ! Tis erg gesteld met de kennis van de tweevoeters ! Waar moet dat nog allemaal naartoe ?
Uit blik op mijn horloge merkte ik plots dat mijn bus ver komen moest.
Ik stond op, en groette hem beleefd, Ik wens je nog een goede dag meneer de vogel, zei ik hem, maar ik heb nog een bus te nemen.
Terwijl ik van hem weg begon te stappen, hoorde ik hem roepen.
Maar ik ben verdomme helemaal geen meneer ! Ik ben een dame !
Stommerik !, voegde zij er snauwend aan toe.
Zij liet, in zijn volle woedeaanval, een groot pak stront op de bank vallen.
En ja, plots snapte ik waarom er steeds minder vogels, in onze wereld, hun plaatsje vinden.

Geen opmerkingen: