dinsdag 26 augustus 2008

Souvenirs

Ik herinner me het goed.
Het gebeurde in mijn jeugd.
Mijn vervlogen jeugd.
Toen is het eigenlijk allemaal begonnen.
Maar soms vraag ik me af of het wel echte herinneringen zijn. Of het misschien verweven fantasie is met een gedeelte realiteit. Het lijkt soms of delen van de realiteit vermengd zijn met delen uit dromen. En dan weet je niet meer waar de realiteit eindigt en de droom begonnen is. Het is me zelf niet echt duidelijk. Wat me wel duidelijk is, is dat mijn dromen meestal nachtmerries zijn.
Het is raar. Echt.
Ik herinner me niet wanneer ik voor het eerst chocolade gegeten heb.
Ik weet niet meer wanneer ik leerde met de fiets rijden.
Ik zou niet meer kunnen zeggen wanneer ik de eerste keer op een vrouw verliefd werd.
Ik herinner me niet wanneer ik mijn eerste foef gevuld heb, en ze vol gespoten.
Verdomme, ik weet zelfs niet meer of ik ze wel vol gespoten héb !
En ik weet zelfs niet meer welk gezicht op die eerste foef plakte.
Mijn logica zegt me dat het dan wel de foef van een hoer zal zijn geweest.
Net als bij negentig percent van de rest van de mannelijke wereldbevolking.
Maar de waarheid is, ik weet het niet meer.
Ik herinner het me niet meer.
Het is eigenaardig.
Ik herinner me elke naald die ze vanzeleven in mijn vel gestoken hebben.
Ik herinner me elke naald die ik zelf in mijn lijf gestoken heb.
Ik herinner me, de dag dat mijn leven op aarde een hel werd.
Als was het gisteren.
Ik zie mezelf nog zitten op de schoot van mijn vader.
Ik was negen, of tien misschien.
En ik kreeg achtenzestig naalden in mijn boven en onderarmen gestoken.
Allergie testen noemden ze dat, geloof ik.
Achtenzestig.
Geloof me.
Ik weet dat.
Want, ik heb ze elke keer zelf geteld.
De aangename dingen vergeet je snel.
Alsof ze voorbij vliegen op wolken, een eind boven je hoofd.
Een heel eind boven je hoofd.
De nare dingen vergeet je niet, ze vormen je eigen en persoonlijk stukje hel.
Jouw hel. En je leeft er midden in, want ze is een stuk van je.
Tussen de tests, tussen de elektroden, tussen de naalden en tussen de witte frakken.
Witte frakken zijn geen mensen, het zijn dingen die het op je gemunt hebben. Op je vel als je nog kind bent, op je vel én op je portemonnee, als je groter word. Jouw welzijn is big bussiness. Geloof me. Zij teren op jouw leed. En ze leven van jouw zweet. Jouw zweet, en elke cent die je verdient.
Soms kom je er wel eens één tegen die het wél goed meent hoor. Das waar. Ne witte frak die je echt wilt helpen. Omdat hij of zij nog mens is en met je meevoelt. Maar dat duurt meestal niet echt lang. De job word snel te groot voor één witte frak alleen, en dan is het om zeep. Je word van her naar der gestuurd, ze beginnen zich als vampieren te gedragen die op je bloed uit zijn, én op al wat je nog rest. Je lijf is van hen, en met je leed hebben ze geen zaken. Het weerhoud hun interesse niet. Dat je hen daarmee zeker niet lastig valt, want das werk voor ne zielenknijper meneer. Het lijkt wel, dat je lijf de witte frakken behoort, je arbeid en je zweet je baas, je geld op de bank om je spullen af te betalen, en je sperma op de keukenrol.
Soms hoor je wel eens iets in de media over agressie tegen witte frakken. Dat doet me dan uitbundig lachen. En daar drink ik dan een goed glas op.
Geloof me, ze verdienen het. Ze verdienen het echt.
Want ze hebben die agressie zelf het leven gegeven.
Agressie.
Agressie gaat hand in hand met ellende.
Ze zijn mekaars broers, ellende en agressie.
En de haat is hun tweelingzuster.
Het sleutelwoord is zelfbeheersing.
Zegt men me.
Maar met sleutelwoorden is het net als met sleutels zelf.
Je raakt ze wel eens kwijt.
Dus nog meer witte frakken.
Wat jij denkt en weet speelt geen rol.
Hun wil is de enige waarheid, en de wet.
Net als bij de belastingen van vadertje staat.
Ja, voor velen is hun jeugd een gouden tijd vol plezierige herinneringen en fun.
Wat is het leuk leven met een perfect lijf, niet ?
En een geest bezitten die de doorsnee is van wat de maatschappij dicteert.
Het leven is hard. Of wat dacht je nu ?
Zeker als je, net als ik, niet op die gedicteerde lijn wilt lopen.
Wat wil je, ik ben geen kuddebeest, en ik zal het nooit worden ook.
Maar ook een eenzame wolf verliest wel is het noorden.
Zeker als hij dorstig is, en hij honger heeft.
Dan moet dat beest gevoed en gelaafd worden.
Anders word hij gevaarlijk voor zijn omgeving.
Dat is nu eenmaal zo met beesten.
De metafoor die hier om verklaring schreeuwt, is dat de witte frakken van ons beesten kunnen maken. En ik verdenk ze ervan dat ze dat met plezier doen. Ze zorgen ervoor dat je hen morgen ook nog nodig hebt, en overmorgen, en volgende maand, tot aan het einde van je kreupel leven. Zo verzekeren ze zichzelf en de klinieken waar ze werken, van hun inkomen. Ze zijn de kaartjesknipper, in een wagon van een lange trein, die ziekenzorg noemt.
Ook al pretenderen ze zelf het tegengestelde.
Want pretentie en arrogantie, dat hebben ze met hopen.
Die groeit immers gelijk met hun studieniveau en het aantal patiënten.
Hopeloze toestanden. Als patiënt ben je de pingpongbal tussen witte frakken.
En je mag niet wanhopen.
Maar wanhoop heerst.
Zeker als ze je herinneringen vult.
Al is er voor dit soort herinneringen, geen plaats in de souvenierskast van je living he.
Niet ?
Of wel ?


...
..
.

Geen opmerkingen: